Artikel 20
1. De burgemeester kan in het geval, bedoeld in het tweede lid, bij beschikking lastgeven dat een persoon die zich in zijn gemeente bevindt, gedurende de periode, benodigd voor de toepassing van artikel 27, in bewaring wordt gesteld, indien deze persoon twaalf jaar of ouder is en geen blijk geeft van de nodige bereidheid zich in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen dan wel een van de andere omstandigheden, bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, zich voordoet. De burgemeester kan de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, delegeren aan een wethouder.
2. De burgemeester kan slechts lastgeven tot inbewaringstelling als bedoeld in het eerste lid, indien naar zijn oordeel
a. de betrokkene gevaar veroorzaakt, b. het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken, c. het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat toepassing van paragraaf 1 van dit hoofdstuk niet kan worden afgewacht, en d. het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot de beschikking, bedoeld in het eerste lid. Een afschrift van de beschikking wordt aan betrokkene uitgereikt.
4. Het ten uitvoer leggen van een krachtens het eerste lid gegeven beschikking draagt de burgemeester op aan een of meer ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die zich voorzien van de bijstand van een of meer personen met kennis van de zorg voor personen die gestoord zijn in hun geestvermogens. De bedoelde ambtenaren kunnen daartoe elke plaats betreden waar de op te nemen persoon zich bevindt, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
5. De door de burgemeester aangewezen personen kunnen aan de betrokkene voorwerpen ontnemen die een gevaar voor de veiligheid van de betrokkene of van anderen kunnen opleveren. Zij zijn bevoegd hem daartoe aan de kleding of aan het lichaam te onderzoeken.
6. Zo mogelijk worden de overeenkomstig het vijfde lid ontnomen voorwerpen met de betrokkene overgebracht naar het psychiatrisch ziekenhuis waarin hij wordt opgenomen. In het ziekenhuis wordt de patiënt een bewijs van ontvangst afgegeven waarin die voorwerpen zijn omschreven. De voorwerpen worden voor de patiënt bewaard, voor zover dit niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.
7. Bij de opneming van de betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis wordt door de door de burgemeester aangewezen personen een afschrift van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, aan het ziekenhuis overgelegd. Tenzij het geval, bedoeld in artikel 2, vierde lid, zich heeft voorgedaan, wordt daarbij tevens overgelegd een afschrift van de in artikel 21 bedoelde geneeskundige verklaring.
8. Indien een last als bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt die last als machtiging als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2008:BD4375 - Hoge Raad - 25 september 2008
ECLI:NL:HR:2020:1017 - Wvggz: uitbreiding verplichte zorg bij voortzetting crisismaatregel toegestaan - 4 juni 2020
De rechter mag bij het verlenen van een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel op grond van de Wvggz andere vormen van verplichte zorg opleggen dan in de oorspronkelijke crisismaatregel stonden. De rechter moet namelijk uitgaan van de actuele situatie ('ex nunc').
ECLI:NL:HR:2015:3335 - Voortgezette inbewaringstelling zonder horen bij onbekende verblijfplaats en acuut gevaar - 19 november 2015
De Hoge Raad oordeelt dat een rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling (Wet Bopz) mag verlenen zonder de betrokkene te horen. Dit is toegestaan als er sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar en de verblijfplaats van de (onttrokken) betrokkene onbekend is.
ECLI:NL:HR:2014:3663 - Wet Bopz: onderzoeksplicht rechter bij weigering toegevoegde advocaat - 18 december 2014
Indien een betrokkene in een Bopz-procedure de hem toegevoegde raadsman weigert, moet de rechter onderzoeken of de betrokkene een andere raadsman wenst. De rechter moet het resultaat van dit onderzoek en de genomen stappen vastleggen in de beschikking, ook binnen korte wettelijke beslistermijnen.
ECLI:NL:HR:2020:1808 - Stapelen van crisismaatregelen onder de Wvggz is onder voorwaarden toegestaan - 19 november 2020
Een nieuwe crisismaatregel kan direct volgen op een machtiging tot voortzetting van een eerdere crisismaatregel. Dit is toegestaan als er opnieuw sprake is van een acute crisissituatie die zo ernstig is dat een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
ECLI:NL:HR:2014:2985 - Hoge Raad - 16 oktober 2014
ECLI:NL:HR:2007:BA3535 - Hoge Raad - 7 juni 2007
ECLI:NL:HR:2017:33 - Onrechtmatige IBS verhindert voortzetting niet bij latere psychiatrische beoordeling - 12 januari 2017
Een inbewaringstelling (IBS) die onrechtmatig is omdat een tijdige psychiatrische beoordeling ontbreekt, staat niet in de weg aan een latere machtiging tot voortzetting. De rechter toetst of op het moment van zijn beslissing is voldaan aan de vereisten, los van de eerdere onrechtmatigheid.