Artikel 14c
1. Een voorwaardelijke machtiging heeft een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden na haar dagtekening, onverminderd de artikelen 14f en 14g.
2. De rechter kan op verzoek van de officier van justitie telkens een nieuwe voorwaardelijke machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste een jaar, onverminderd de artikelen 14f en 14g.
3. Een nieuwe voorwaardelijke machtiging wordt slechts verleend indien naar het oordeel van de rechter de stoornis van de geestvermogens van de betrokkene ook na het verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn en deze stoornis de betrokkene ook dan gevaar zal doen veroorzaken en het afwenden van het gevaar een nieuwe voorwaardelijke machtiging vereist.
4. De personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, alsmede de behandelaar kunnen de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen die de voorwaardelijke machtiging heeft afgegeven, schriftelijk verzoeken een verzoek te doen tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging.
5. Bij het verzoek moet worden overgelegd een verklaring van een psychiater die betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was, waaruit blijkt dat het geval, bedoeld in het derde lid, zich voordoet. Tevens wordt door de behandelaar een beschrijving overgelegd van de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene, van de op hem toegepaste behandeling en de effecten daarvan.
6. Het verzoekschrift tot verlening van een nieuwe voorwaardelijke machtiging wordt ingediend tijdens de zesde of de vijfde week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging.
7. De artikelen 14a en 14b zijn van overeenkomstige toepassing.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:1138 - Onafhankelijkheid psychiater Wet Bopz: wanneer is sprake van behandelbetrokkenheid? - 7 november 2013
Een psychiater is niet bij de behandeling betrokken (art. 14c lid 5 Wet Bopz) als deze geen behandelrelatie had. Het werken op hetzelfde kantoor als de behandelaar is onvoldoende om betrokkenheid aan te nemen. Dat de verklarende psychiater later de behandelaar vertegenwoordigt, maakt de verklaring niet ongeldig.
ECLI:NL:HR:2013:1040 - Wet Bopz: Termijn conversie voorwaardelijke machtiging na afloop geldigheidsduur - 24 oktober 2013
De bevoegdheid van de geneesheer-directeur om op grond van art. 14d Wet Bopz een voorwaardelijke machtiging om te zetten in een onvrijwillige opneming, vervalt vier weken na afloop van die machtiging, ook als er tijdig een verzoek tot verlenging is ingediend en de wet geen beslistermijn stelt.