Terug naar bibliotheek
Besluit verboden stoffen DiergeneesmiddelenwetArtikel 3

Artikel 3

Laatste versie

1 Door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan te wijzen diergeneesmiddelen worden niet toegediend aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren.

2 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, regelen stellen omtrent de omstandigheden waaronder, in afwijking van het bepaalde krachtens het eerste lid, de in het eerste lid bedoelde diergeneesmiddelen aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, indien het niet betreft diergeneesmiddelen:

a. met hormonale werking en met depotwerking;

b. met hormonale werking waarvan de wachttermijn meer dan 15 dagen na beëindiging van de behandeling bedraagt;

c. die β-agonisten bevatten en waarvan de wachttermijn meer dan 28 dagen na beëindiging van de behandeling bedraagt;

d. waarop verordening (EG) nr. 2309/93 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (PbEG L 214) van toepassing is, tenzij registratie ingevolge de bedoelde verordening is verleend;

e. waarvan de gebruiksvoorwaarden niet bekend zijn, of

f. waarvan reagentia of het nodige materiaal voor analysemethoden waarmee de aanwezigheid van residuen boven de toegestane maxima kan worden aangetoond, niet voorhanden zijn.

3 Diergeneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid worden niet verwerkt in diervoeders tenzij ze zijn toegelaten krachtens het tweede lid.

Details

[Regeling vervallen per 13-01-2006]