Artikel 8
1. Geen toevoeging wordt verleend indien de rechtsbijstand uitsluitend is verzocht voor:
a. het indienen van aanvragen om toelating tot Nederland op grond van afdeling 3 van hoofdstuk 3 van de Vreemdelingenwet 2000, tenzij de rechtzoekende met onmiddellijke uitzetting of inbewaringstelling wordt bedreigd; b. toelatingsaanvragen van vreemdelingen die behandeld worden volgens de procedure bij voorzienbare inwilliging geregeld in Afdeling 5, paragraaf 3, subparagraaf 2, van het Vreemdelingenbesluit 2000; c. het aanvragen van een uitkering; d. het indienen van een aanvraag tot naturalisatie; e. het doen van belastingaangifte; f. het indienen van een bezwaarschrift in een belastingzaak, indien het bezwaar uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard; g. het vragen van kwijtschelding van een belastingschuld; h. het vragen van een voor beroep vatbare beslissing tenzij de aanvraag uitvoerig wordt gemotiveerd; i. het vragen van vrijstelling of uitstel van de militaire dienstplicht; j. het verkrijgen van rechtsbijstand; k. het indienen van een andere aanvraag bij een bestuursorgaan om een besluit te nemen.
2. In afwijking van het eerste lid kan een toevoeging worden verleend, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.