Artikel 16
1 De onderzoeker, bedoeld in artikel 14, eerste lid, verricht het bloedonderzoek binnen vier weken na ontvangst van de buisjes of het buisje met bloed. Indien toepassing is gegeven aan artikel 164, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, verricht de onderzoeker het bloedonderzoek binnen een week na ontvangst van de buisjes of het buisje met bloed voor zover het bloedonderzoek betrekking heeft op het gebruik van alcohol. De methode die hij voor het bloedonderzoek hanteert, voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.
2 De onderzoeker stelt een in de Nederlandse taal gesteld schriftelijk verslag van het resultaat van het bloedonderzoek op en ondertekent dat verslag.
3 In afwijking van het tweede lid mag het verslag in de Engelse taal zijn gesteld, indien de onderzoeker die het verslag opstelt, verbonden is aan een laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder b.
4 Het verslag bevat in ieder geval:
a. de naam, het geslacht, de geboortedatum en het burgerservicenummer van de verdachte met behulp van wiens bloed het onderzoek is verricht,
b. het sporenidentificatienummer van het buisje met bloed met behulp waarvan het bloedonderzoek is verricht,
c. de methode met behulp waarvan het bloedonderzoek is verricht, en
d. het resultaat van het bloedonderzoek.
5 De onderzoeker stuurt het verslag binnen de op grond van het eerste lid geldende termijn aan de opdrachtgever van het bloedonderzoek.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:567 - Strikte waarborgen bloedonderzoek gelden ook voor buitenlandse laboratoria
De wettelijke waarborgen voor een bloedonderzoek in verkeerszaken worden niet strenger enkel omdat het monster naar een buitenlands laboratorium wordt gestuurd. De Hoge Raad verduidelijkt welke procedurele voorschriften wel en niet als 'strikte waarborg' gelden, waarvan schending de bewijswaarde van het onderzoek aantast.
ECLI:NL:HR:2021:1793
ECLI:NL:HR:2023:180
ECLI:NL:HR:2022:1857 - Vertraagd bloedonderzoek: onvoldoende motivering over bewaring en transport van bloedmonster
Het oordeel dat een vertraagd verzonden bloedmonster betrouwbaar is, vereist concrete vaststellingen over de bewaring en het transport van dat specifieke monster. Verwijzen naar algemene procedures is ontoereikend om af te wijken van de waarborg dat een monster 'zo spoedig mogelijk' wordt verzonden.