Artikel 12
1. Ten behoeve van het bloedonderzoek neemt een arts of verpleegkundige door middel van een venapunctie twee buisjes bloed van de verdachte af of, indien een venapunctie vanuit medisch oogpunt niet verantwoord is, door middel van een infuus. In afwijking van de eerste volzin mag de arts of verpleegkundige ook een buisje bloed van de verdachte afnemen indien het vanuit medisch oogpunt niet verantwoord is, twee buisjes bloed van hem af te nemen. De hoeveelheid bloed dat ieder buisje dient te bevatten, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
2. De bloedafname geschiedt met de hulpmiddelen die bij ministeriële regeling zijn voorgeschreven.
3. De bloedafname geschiedt uiterlijk binnen anderhalf uur nadat de verdachte is gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek als bedoeld in artikel 4 of 8 of, indien die vordering niet is gedaan, binnen anderhalf uur na het eerste contact tussen de opsporingsambtenaar en de verdachte dat aanleiding was om de verdachte te vragen zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. Van die termijn kan alleen vanwege bijzondere omstandigheden worden afgeweken. De vorige volzinnen zijn niet van toepassing indien het bloedonderzoek is gericht op de vaststelling van het gebruik van alcohol.
4. De arts of verpleegkundige ontvangt voor de bloedafname een vergoeding van de organisatie waarbij de opsporingsambtenaar werkzaam is en die voor de bloedafname zorgdraagt.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:1005 - Conclusie AG: Termijnoverschrijding bloedafname bij drugsgebruik in verkeer - 16 september 2025
De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad het arrest te vernietigen wat betreft de strafoplegging. De motivering van het hof voor strafvermindering wegens een te late bloedafname is onbegrijpelijk, omdat een termijnoverschrijding in het voordeel van de verdachte werkt en dus geen nadeel veroorzaakt.
ECLI:NL:PHR:2025:992 - Conclusie AG: verwerping cassatieklachten over bloedonderzoek en bewijswaardering - 16 september 2025
De Advocaat-Generaal adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen. De klachten over de procedure rondom het bloedonderzoek en de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring falen. De motivering van het hof wordt als voldoende en begrijpelijk beschouwd, waardoor de veroordeling voor rijden onder invloed en gevaarlijk rijgedrag in stand kan blijven.