Bijlage XI. bij artikel 17.26, eerste lid, onder a, van dit besluit (testen voor zuiveringsvoorzieningen)
Bijlage XI: bij artikel 17.26, eerste lid, onder a, van dit besluit (testen voor zuiveringsvoorzieningen)
I: Test voor zuiveringsvoorzieningen met biologische zuivering
1. Bij de test wordt naar de zuiveringsvoorziening toegevoerd: toiletpapier, feces, urine en drinkwater in een gewichtsverhouding van respectievelijk 2, 9, 75 en 300. 2. Bij een zuiveringsvoorziening zonder voorgeschakelde verzameltank wordt het volgende testprogramma uitgevoerd:
a. van dag 1 tot en met 6 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C, waarbij de hydraulische belasting op dag 1, 2 en 3 is ingesteld op 125% en op dag 4, 5 en 6 100% bedraagt, en monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 1, 3, 4 en 6; b. van dag 7 tot en met 13 is de zuiveringsvoorziening uitgeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C; c. van dag 14 tot en met 33 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld, waarbij op dag 14 tot en met 27 de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C is en de hydraulische belasting is ingesteld op 100%, en op dag 28 tot en met 33 de omgevingstemperatuur ten minste 34 °C en ten hoogste 40 °C is en de hydraulische belasting op dag 28, 29 en 30 125% bedraagt, en op dag 31, 32 en 33 50% bedraagt, en monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 14, 16, 19, 23, 27, 28, 30, 31 en 33; d. van dag 34 tot en met 54 is de zuiveringsvoorziening uitgeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C; en e. van dag 55 tot en met 68 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 34 °C en ten hoogste 40 °C, waarbij de hydraulische belasting is ingesteld op 100%, en monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 55, 57, 60, 64 en 68.
3. Bij een zuiveringsvoorziening met voorgeschakelde verzameltank wordt het volgende testprogramma uitgevoerd:
a. van dag 1 tot en met 13 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C, waarbij de hydraulische belasting op dag 1 en 13 is ingesteld is op 50%, en op dag 2 tot en met 12 100% bedraagt, en monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 1, 2, 4, 7, 10 en 13; b. van dag 14 tot en met 20 is de zuiveringsvoorziening uitgeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C; c. van dag 21 tot en met 34 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld, waarbij de omgevingstemperatuur op dag 21 tot en met 27 ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C bedraagt en op dag 28 tot en met 35 ten minste 34 °C en ten hoogste 40 °C, waarbij de hydraulische belasting op dag 21 en 34 is ingesteld op 50%, en op dag 22 tot en met 33 100% bedraagt, en monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 21, 22, 24, 27, 28, 30, 33 en 34; d. van dag 35 tot en met 55 is de zuiveringsvoorziening uitgeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C; en e. van dag 56 tot en met 68 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 34 °C en ten hoogste 40 °C, waarbij de hydraulische belasting op dag 56 en 68 is ingesteld op 50% en op dag 57 tot en met 68 100% bedraagt, en monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 56, 57, 59, 62, 65 en 68.
II: Test voor zuiveringsvoorzieningen met niet-biologische zuivering
1. Bij de test wordt naar de zuiveringsvoorziening toegevoerd: toiletpapier, feces, urine en drinkwater in een gewichtsverhouding van respectievelijk 2, 9, 75 en 300. 2. Bij de zuiveringsvoorziening wordt het volgende testprogramma uitgevoerd:
a. van dag 1 tot en met 7 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 34 °C en ten hoogste 40 °C, waarbij monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 1, 2, 4 en 7; b. op dag 8 is de zuiveringsvoorziening uitgeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 34 °C en ten hoogste 40 °C; en c. van dag 9 tot en met 15 is de zuiveringsvoorziening ingeschakeld en bedraagt de omgevingstemperatuur ten minste 12 °C en ten hoogste 18 °C, waarbij monsternames van het effluent plaatsvinden op dag 9, 10, 12 en 15.