Artikel 4
1. Van het opleggen van een bestuurlijke boete overeenkomstig artikel 3 wordt in ieder geval afgezien in de volgende situaties, mits de gedraging van de luchtvaartmaatschappij, onvoorzienbaar, onvermijdbaar en niet toerekenbaar was aan de luchtvaartmaatschappij:
a. onverwachte, onvermijdbare technische storingen van het luchtvaartuig, welke de slotovertreding veroorzaakt; b. technische storingen, beschadigingen of verplichte controles die het gevolg zijn van externe oorzaken die de slotovertreding veroorzaken; c. stakingen of vakbondsacties die de slotovertreding veroorzaakt; d. eventuele maatregelen van de luchtverkeersleiding die de slotovertreding veroorzaken; e. medische noodgevallen die de slotovertreding veroorzaken; f. weersomstandigheden die de slotovertreding veroorzaken; g. rugwind en tegenwind waarvoor het schema niet kon worden aangepast en waarbij de overtreding niet kon worden voorkomen door de vliegsnelheden aan te passen; h. politieke situaties die de slotovertreding veroorzaken; i. oorlogen of conflicten die de slotovertreding veroorzaken; j. veiligheidsredenen die de slotovertreding veroorzaken; k. het lossen van onbegeleide ruimbagage conform Verordening (EG) Nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (PbEU 2008, L 97), tenzij die bagage is gescheiden vanwege factoren buiten de controle van de passagier of is onderworpen aan veiligheidscontroles; l. vertragingen veroorzaakt door het laat instappen van passagiers met mobiliteitsbeperkingen door de luchthavenautoriteit in overeenstemming met Verordening (EG) Nr. 1107/2006 van het Europese Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PbEU 2006, L 204); of m. andere redenen die voldoen aan de voorwaarden uit het eerste lid.
2. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht heeft uitgevoerd, levert bij de ILT schriftelijk onderbouwd bewijs aan indien zij een beroep doet op een rechtvaardigingsgrond.
3. Indien één van de in het eerste lid genoemde situaties zich heeft voorgedaan op een eerdere vlucht, als onderdeel van een rotatie, kan de rechtvaardigingsgrond gelden voor een latere vlucht van de rotatie.
4. Indien bij een luchtvaartmaatschappij binnen één IATA seizoen meerdere slotafwijkingen worden geconstateerd kan de ILT, de luchtvaartmaatschappij die de vlucht heeft uitgevoerd, vragen om een verbeterplan te implementeren om verdere slotafwijkingen binnen dat IATA-seizoen te voorkomen.
5. Bij het niet uitvoeren van een verbeterplan als bedoeld in het vierde lid, kan er geen beroep worden gedaan op een rechtvaardigingsgrond.