Artikel 6
1. Voordat de minister de aanvraag voorlegt aan een adviseur, stelt hij de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet, schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van een adviseur.
2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een aanvraag tot wraking van een adviseur bij de minister indienen.
3. De minister beslist binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.
4. Indien de minister het verzoek tot wraking gegrond verklaart, wijst hij binnen vier weken na het besluit tot gegrondverklaring een andere adviseur aan.