Algemene wet bestuursrecht

1. Een ieder heeft het recht de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen.

Dit betekent letterlijk dat elke persoon het recht bezit om de ombudsman via een schriftelijk verzoek te vragen een onderzoek te starten naar de manier (de wijze waarop) een bestuursorgaan zich in een specifieke zaak (bepaalde aangelegenheid) heeft opgesteld (gedragen) ten opzichte van (jegens) die persoon zelf of een andere persoon.

2. Indien het verzoekschrift bij een onbevoegde ombudsman wordt ingediend, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan de bevoegde ombudsman, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de verzoeker.

Dit houdt in dat als het schriftelijke verzoek (verzoekschrift) wordt ingeleverd (ingediend) bij een ombudsman die niet de juiste bevoegdheid heeft (onbevoegde ombudsman), dit verzoekschrift, nadat de datum waarop het is ontvangen (datum van ontvangst) erop is genoteerd (aangetekend), zo snel als mogelijk (zo spoedig mogelijk) wordt doorgestuurd (doorgezonden) naar de ombudsman die wel bevoegd is (bevoegde ombudsman). Tegelijkertijd (onder gelijktijdige mededeling) wordt de persoon die het verzoek heeft ingediend (de verzoeker) hiervan op de hoogte gesteld.

3. De ombudsman is verplicht aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid gevolg te geven, tenzij artikel 9:22, 9:23 of 9:24 van toepassing is.

Dit betekent letterlijk dat de ombudsman de plicht heeft (is verplicht) om actie te ondernemen (gevolg te geven) naar aanleiding van een verzoek zoals beschreven in het eerste lid van dit artikel. Deze verplichting geldt echter niet (tenzij) indien de bepalingen van artikel 9:22, artikel 9:23 of artikel 9:24 van toepassing zijn.