Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.4. Schadevergoeding
Artikel 8:89

Artikel 8:89 (Bevoegdheid bestuursrechter schadevergoeding)

Laatste versie

1. Indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad in enige of hoogste aanleg oordeelt, is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd.

2. In de overige gevallen is de bestuursrechter bevoegd voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25 000 bedraagt met inbegrip van de tot aan de dag van het verzoek verschenen rente, en onverminderd het recht van de belanghebbende om op grond van andere wettelijke bepalingen schadevergoeding te vragen.

3. De bestuursrechter is in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, niet bevoegd indien de belanghebbende het verzoek heeft ingediend nadat hij ter zake van de schade een geding bij de burgerlijke rechter aanhangig heeft gemaakt.

4. Zolang het verzoek van de belanghebbende bij de bestuursrechter aanhangig is, verklaart de burgerlijke rechter een vordering tot vergoeding van de schade niet ontvankelijk.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad in enige of hoogste aanleg oordeelt, is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd.

Dit betekent dat als schade ontstaat door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad als eerste en enige rechter (enige aanleg) of als hoogste rechter (hoogste aanleg) een oordeel heeft gegeven, alleen de bestuursrechter (bij uitsluiting) bevoegd is om over de schadevergoeding te oordelen.

2. In de overige gevallen is de bestuursrechter bevoegd voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25 000 bedraagt met inbegrip van de tot aan de dag van het verzoek verschenen rente, en onverminderd het recht van de belanghebbende om op grond van andere wettelijke bepalingen schadevergoeding te vragen.

Dit betekent dat in alle andere situaties (de overige gevallen) dan die genoemd in lid 1, de bestuursrechter bevoegd is om over schadevergoeding te oordelen, maar alleen als het gevraagde bedrag aan vergoeding niet hoger is dan € 25.000. Dit bedrag is inclusief de rente die is opgelopen (verschenen) tot de dag van het indienen van het verzoek. Dit laat onverlet (onverminderd) het recht van de belanghebbende om schadevergoeding te vragen op basis van andere wettelijke bepalingen.

3. De bestuursrechter is in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, niet bevoegd indien de belanghebbende het verzoek heeft ingediend nadat hij terzake van de schade een geding bij de burgerlijke rechter aanhangig heeft gemaakt.

Dit betekent dat in de situaties zoals beschreven in het tweede lid (schadevergoeding tot € 25.000), de bestuursrechter niet bevoegd is als de belanghebbende zijn verzoek om schadevergoeding bij de bestuursrechter pas heeft ingediend nadat hij voor dezelfde schade al een procedure (geding) bij de burgerlijke rechter is gestart (aanhangig heeft gemaakt).

4. Zolang het verzoek van de belanghebbende bij de bestuursrechter aanhangig is, verklaart de burgerlijke rechter een vordering tot vergoeding van de schade niet ontvankelijk.

Dit betekent dat zolang een verzoek om schadevergoeding van een belanghebbende nog in behandeling is (aanhangig is) bij de bestuursrechter, de burgerlijke rechter een eis (vordering) tot vergoeding van dezelfde schade niet in behandeling zal nemen (niet ontvankelijk verklaart).

Gerelateerde rechtspraak

Raad van State9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1297 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:12972 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1298 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:12982 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:2805 - Raad van State - 9 juli 2024

ECLI:NL:RVS:2024:28059 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1301 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:13012 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1302 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:13022 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBZWB:2024:2937 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 5 mei 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:29375 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1303 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:13032 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1299 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:12992 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:5102 - Rechtbank Amsterdam - 13 augustus 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:510213 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:613 - Raad van State - 13 februari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:61313 februari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak