Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.2a. Bestuurlijke lus
Artikel 8:51c

Artikel 8:51c (Mededeling verdere behandeling beroep bestuurlijke lus)

Laatste versie

De bestuursrechter deelt partijen mede op welke wijze het beroep verder wordt behandeld binnen vier weken na: a. ontvangst van de mededeling van het bestuursorgaan dat het geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen of te laten herstellen; b. het ongebruikt verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 8:51a, tweede lid; c. ontvangst van de zienswijzen; of d. het ongebruikt verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 8:51b, derde lid.

Uitleg in duidelijke taal

De bestuursrechter deelt partijen mede op welke wijze het beroep verder wordt behandeld binnen vier weken na:

Dit artikel bepaalt dat de bestuursrechter de betrokken partijen informeert over hoe de beroepsprocedure zal worden voortgezet. Deze mededeling moet gebeuren binnen een termijn van vier weken nadat een van de hieronder beschreven situaties heeft plaatsgevonden:

a. ontvangst van de mededeling van het bestuursorgaan dat het geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen of te laten herstellen;

Dit betekent: de termijn van vier weken start na de ontvangst van het bericht van het bestuursorgaan, waarin het bestuursorgaan meldt dat het de mogelijkheid om het geconstateerde gebrek te corrigeren of te laten corrigeren, niet zal benutten.

b. het ongebruikt verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 8:51a, tweede lid;

Dit betekent: de termijn van vier weken start nadat de termijn die is vastgelegd in artikel 8:51a, tweede lid (de termijn waarbinnen het bestuursorgaan een gebrek kan herstellen), voorbij is zonder dat het bestuursorgaan van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.

c. ontvangst van de zienswijzen; of

Dit betekent: de termijn van vier weken start na de ontvangst van de ingediende zienswijzen (reacties van partijen).

d. het ongebruikt verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 8:51b, derde lid.

Dit betekent: de termijn van vier weken start nadat de termijn die is vastgelegd in artikel 8:51b, derde lid (de termijn voor het indienen van zienswijzen), voorbij is zonder dat er zienswijzen zijn ingediend.