Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.2. Vooronderzoek
Artikel 8:50

Artikel 8:50 (Onderzoek ter plaatse door bestuursrechter)

Laatste versie

1. De bestuursrechter kan een onderzoek ter plaatse instellen. Hij heeft daarbij toegang tot elke plaats voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

2. Bestuursorganen verlenen de medewerking die in het belang van het onderzoek is vereist.

3. Van plaats en tijdstip van het onderzoek wordt aan partijen mededeling gedaan. Zij kunnen bij het onderzoek aanwezig zijn.

4. Van het onderzoek wordt door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

5. Het wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend. Bij verhindering van de voorzitter of de griffier wordt dit in het proces-verbaal vermeld.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bestuursrechter kan een onderzoek ter plaatse instellen. Hij heeft daarbij toegang tot elke plaats voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Dit lid geeft aan dat de bestuursrechter de mogelijkheid heeft een onderzoek op de betreffende locatie zelf te starten. Daarbij mag de bestuursrechter elke plaats betreden, indien dat redelijkerwijs nodig is om zijn taak te kunnen vervullen.

2. Bestuursorganen verlenen de medewerking die in het belang van het onderzoek is vereist.

Dit lid stelt dat bestuursorganen de medewerking moeten verlenen die voor het belang van het onderzoek noodzakelijk is.

3. Van plaats en tijdstip van het onderzoek wordt aan partijen mededeling gedaan. Zij kunnen bij het onderzoek aanwezig zijn.

Dit lid bepaalt dat aan de betrokken partijen medegedeeld moet worden waar en wanneer het onderzoek plaatsvindt. Deze partijen mogen bij het onderzoek aanwezig zijn.

4. Van het onderzoek wordt door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Dit lid schrijft voor dat de griffier een officieel schriftelijk verslag, een proces-verbaal, opmaakt van het onderzoek.

5. Het wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend. Bij verhindering van de voorzitter of de griffier wordt dit in het proces-verbaal vermeld.

Dit lid stelt dat het proces-verbaal door zowel de voorzitter als de griffier ondertekend wordt. Als de voorzitter of de griffier niet aanwezig kan zijn (verhindering), dan wordt dit in het proces-verbaal genoteerd.