Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.2. Vooronderzoek
Artikel 8:45

Artikel 8:45 (Bestuursrechter verzoek inlichtingen stukken Europese Commissie)

Laatste versie

1. De bestuursrechter kan partijen en anderen verzoeken binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden.

2. Bestuursorganen zijn, ook als zij geen partij zijn, verplicht aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te voldoen. Artikel 8:29 is van overeenkomstige toepassing.

3. Werkgevers van partijen zijn, ook als zij geen partij zijn, verplicht aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te voldoen. Artikel 8:29 is van overeenkomstige toepassing.

4. Van het voornemen van de bestuursrechter tot het vragen van inlichtingen of advies aan de Europese Commissie krachtens artikel 15, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) wordt aan partijen mededeling gedaan. De bestuursrechter kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent de te vragen inlichtingen of het te vragen advies binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.

5. Op het verstrekken van inlichtingen of advies door de Europese Commissie is artikel 8:29 van overeenkomstige toepassing.

6. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de inlichtingen of het advies van de Europese Commissie schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de inlichtingen of het advies naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bestuursrechter kan partijen en anderen verzoeken binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden.

Dit lid bepaalt dat de bestuursrechter de bevoegdheid heeft om zowel de betrokken partijen in een zaak als andere personen of instanties te verzoeken om binnen een termijn, die de bestuursrechter zelf vaststelt, schriftelijk inlichtingen te verstrekken en om stukken die zij in hun bezit hebben (onder hen berustende stukken) in te dienen.

2. Bestuursorganen zijn, ook als zij geen partij zijn, verplicht aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te voldoen. Artikel 8:29 is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat bestuursorganen, zelfs als zij geen directe partij zijn in de procedure, verplicht zijn om te voldoen aan het verzoek om inlichtingen en stukken zoals genoemd in het eerste lid. Artikel 8:29 is hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing.

3. Werkgevers van partijen zijn, ook als zij geen partij zijn, verplicht aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te voldoen. Artikel 8:29 is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat werkgevers van de betrokken partijen, ook indien zij zelf geen partij zijn in de procedure, verplicht zijn om gehoor te geven aan het verzoek om inlichtingen en stukken zoals omschreven in het eerste lid. Artikel 8:29 is hierop eveneens van overeenkomstige toepassing.

4. Van het voornemen van de bestuursrechter tot het vragen van inlichtingen of advies aan de Europese Commissie krachtens artikel 15, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) wordt aan partijen mededeling gedaan. De bestuursrechter kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent de te vragen inlichtingen of het te vragen advies binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.

Dit lid regelt dat wanneer de bestuursrechter van plan is om inlichtingen of advies te vragen aan de Europese Commissie op basis van artikel 15, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (gepubliceerd in PbEG 2003, L 1), de partijen hierover geïnformeerd moeten worden. Verder kan de bestuursrechter partijen de mogelijkheid bieden om binnen een door hem vastgestelde termijn hun wensen kenbaar te maken over de inlichtingen of het advies die gevraagd zullen worden.

5. Op het verstrekken van inlichtingen of advies door de Europese Commissie is artikel 8:29 van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat artikel 8:29 op een vergelijkbare manier van toepassing is op de situatie waarin de Europese Commissie inlichtingen verstrekt of advies geeft.

6. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de inlichtingen of het advies van de Europese Commissie schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de inlichtingen of het advies naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.

Dit lid geeft partijen het recht om binnen een termijn van vier weken, gerekend vanaf de dag waarop de inlichtingen of het advies van de Europese Commissie aan hen zijn verzonden, schriftelijk hun mening of standpunt (zienswijze) over deze inlichtingen of dit advies kenbaar te maken. De bestuursrechter heeft de bevoegdheid om deze termijn van vier weken te verlengen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad157x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:638 - Fraus Legis bij Winstdrainage: Grenzen aan Renteaftrek na Bosal-arrest

ECLI:NL:HR:2017:63821 april 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat renteaftrek via een gekunstelde leningstructuur in strijd is met doel en strekking van de wet (fraus legis), maar slechts voor zover de rente wordt afgezet tegen "gekochte winsten" van vóór de overname. Een objectief pleitbaar standpunt sluit een vergrijpboete uit.

BelastingrechtVennootschapsbelasting, Procesrecht Belastingen, Fiscaal Strafrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad101x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1182

ECLI:NL:HR:2014:118223 mei 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad32x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC8421

ECLI:NL:HR:2008:BC842111 juli 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad29x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:995

ECLI:NL:HR:2021:99525 juni 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1049 - Pleitbaar standpunt bij BTW-fraude en de grenzen van artikel 8:45 Awb

ECLI:NL:HR:2023:10497 juli 2023Dit wetsartikel wordt 15 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een belastingplichtige ten tijde van de handelingen een pleitbaar standpunt innam over de weigering van btw-aftrek bij fraude, omdat hierover destijds redelijke twijfel bestond. Dit sluit een vergrijpboete uit. De rechter heeft discretionaire bevoegdheid bij de toepassing van artikel 8:45 Awb.

BelastingrechtBtw, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2782

ECLI:NL:HR:2014:278226 september 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:65

ECLI:NL:HR:2015:6516 januari 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BW3320

ECLI:NL:HR:2012:BW332020 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2006:AZ3360

ECLI:NL:HR:2006:AZ33601 december 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak