Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.1. Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.1.5. Partijen
Artikel 8:26

Artikel 8:26 (Deelname en oproeping belanghebbenden)

Laatste versie

1. De bestuursrechter kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.

2. Indien de bestuursrechter vermoedt dat er onbekende belanghebbenden zijn, kan hij in de Staatscourant doen aankondigen dat een zaak bij hem aanhangig is. Naast de aankondiging in de Staatscourant kan ook een ander middel voor de aankondiging worden gebruikt.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bestuursrechter kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.

Dit betekent dat de bestuursrechter de bevoegdheid heeft om, tot het moment dat het onderzoek ter zitting wordt gesloten, belanghebbenden de mogelijkheid te geven om als partij aan het geding deel te nemen. De bestuursrechter kan dit doen uit eigen beweging (ambtshalve), op verzoek van een reeds betrokken partij, of op hun eigen verzoek (het verzoek van de belanghebbenden zelf).

2. Indien de bestuursrechter vermoedt dat er onbekende belanghebbenden zijn, kan hij in de Staatscourant doen aankondigen dat een zaak bij hem aanhangig is. Naast de aankondiging in de Staatscourant kan ook een ander middel voor de aankondiging worden gebruikt.

Dit betekent dat als de bestuursrechter vermoedt dat er belanghebbenden zijn die nog niet bekend zijn, hij in de *Staatscourant* kan laten aankondigen dat er een zaak bij hem aanhangig is (in behandeling is). Voor deze aankondiging kan, naast publicatie in de *Staatscourant*, ook een ander middel worden ingezet.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad411x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO5046 - Vergoeding immateriële schade bij te lange duur van belastinggeschillen - 9 juni 2011

ECLI:NL:HR:2011:BO50469 juni 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat ook belastinggeschillen binnen een redelijke termijn worden beslecht. Bij overschrijding, ook in legeszaken, wordt immateriële schade verondersteld. Dit geeft recht op een forfaitaire schadevergoeding van €500 per half jaar overschrijding, ongeacht de toepasselijkheid van artikel 6 EVRM.

Hoge Raad96x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO5080 - Overschrijding redelijke termijn in belastingzaken geeft recht op schadevergoeding - 9 juni 2011

ECLI:NL:HR:2011:BO50809 juni 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Hoewel artikel 6 EVRM niet van toepassing is op belastinggeschillen, noopt het rechtszekerheidsbeginsel tot beslechting binnen een redelijke termijn. Overschrijding hiervan leidt, ook voor rechtspersonen, tot een veronderstelde immateriële schade die voor vergoeding in aanmerking komt, vastgesteld op € 500 per halfjaar.

Hoge Raad70x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO5087 - Immateriële schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn in belastingzaken - 9 juni 2011

ECLI:NL:HR:2011:BO50879 juni 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat bij overschrijding van de redelijke termijn in belastinggeschillen, ook al valt de aanslag zelf buiten art. 6 EVRM, een recht op immateriële schadevergoeding bestaat. Spanning en frustratie worden verondersteld. Als uitgangspunt geldt een vergoeding van € 500 per half jaar overschrijding.

Hoge Raad24x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BT2297 - Hoge Raad - 22 september 2011

ECLI:NL:HR:2011:BT229722 september 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1315 - WOZ-waarde: afwijkende waarde voor volgend jaar beïnvloedt eerdere uitspraak niet - 12 september 2019

ECLI:NL:HR:2019:131512 september 2019Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een rechterlijke uitspraak over een WOZ-waarde is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd enkel omdat voor een later belastingjaar, maar met dezelfde peildatum, een lagere waarde is vastgesteld. Dit past binnen het systeem van de Wet WOZ, waarin de waarde jaarlijks wordt bepaald en rechtsmiddelen per jaar openstaan.

Raad van State18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2023:4471 - Raad van State - 5 december 2023

ECLI:NL:RVS:2023:44715 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BD9473 - Hoge Raad - 7 augustus 2008

ECLI:NL:HR:2008:BD94737 augustus 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:2136 - Raad van State - 21 mei 2024

ECLI:NL:RVS:2024:213621 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:468 - Hoge Raad - 19 maart 2020

ECLI:NL:HR:2020:46819 maart 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:9239 - Rechtbank Rotterdam - 18 september 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:923918 september 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak