Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.1. Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.1.2. Behandeling door een enkelvoudige, meervoudige of grote kamer
Artikel 8:10a

Artikel 8:10a (Kamerbehandeling verwijzing andere bestuursrechters)

Laatste versie

1. De zaken die bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door een meervoudige kamer.

2. Indien een zaak naar het oordeel van de meervoudige kamer geschikt is voor verdere behandeling door één rechter, kan zij deze verwijzen naar een enkelvoudige kamer.

3. Indien een zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer.

4. De meervoudige kamer kan een zaak voorts verwijzen naar een grote kamer, indien haar dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt. De eerste volzin geldt niet, indien de zaak aanhangig is bij een gerechtshof.

5. Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding. Een verwezen zaak wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt.

Uitleg in duidelijke taal

1. De zaken die bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door een meervoudige kamer.

Dit lid bepaalt dat zaken die worden voorgelegd aan een bestuursrechter die niet de rechtbank is, in eerste instantie behandeld zullen worden door een kamer bestaande uit meerdere rechters (een meervoudige kamer).

2. Indien een zaak naar het oordeel van de meervoudige kamer geschikt is voor verdere behandeling door één rechter, kan zij deze verwijzen naar een enkelvoudige kamer.

Dit lid stelt dat als de meervoudige kamer van mening is (naar haar oordeel) dat een specifieke zaak geschikt is om verder behandeld te worden door slechts één rechter, de meervoudige kamer de zaak mag doorverwijzen naar een enkelvoudige kamer.

3. Indien een zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer.

Dit lid bepaalt dat als een enkelvoudige kamer (één rechter) oordeelt dat een zaak niet geschikt is om door slechts één rechter te worden behandeld, deze enkelvoudige kamer de zaak moet doorverwijzen naar een meervoudige kamer (meerdere rechters).

4. De meervoudige kamer kan een zaak voorts verwijzen naar een grote kamer, indien haar dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt. De eerste volzin geldt niet, indien de zaak aanhangig is bij een gerechtshof.

Dit lid geeft aan dat de meervoudige kamer een zaak bovendien kan doorverwijzen naar een grote kamer (een kamer met nog meer rechters, vaak voor principiële zaken). Dit kan gebeuren als de meervoudige kamer het wenselijk acht (geraden voorkomt) voor het bewaken van de eenheid in de rechtspraak (rechtseenheid) of voor de ontwikkeling van het recht (rechtsontwikkeling). De regel uit de eerste zin is echter niet van toepassing als de zaak al behandeld wordt door een gerechtshof.

5. Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding. Een verwezen zaak wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt.

Dit lid stelt dat een doorverwijzing van een zaak op elk moment tijdens de procedure (in elke stand van het geding) kan plaatsvinden. Wanneer een zaak is doorverwezen, wordt de behandeling ervan voortgezet vanaf het punt waar deze was gebleven op het moment van verwijzing.

Gerelateerde rechtspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven36x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CBB:2024:32 - College van Beroep voor het bedrijfsleven - 29 januari 2024

ECLI:NL:CBB:2024:3229 januari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2025:661 - Vergoeding WOZ-taxatierapport: Richtlijn niet bindend, afwijken mag zonder motivering - 12 juni 2025

ECLI:NL:HR:2025:66112 juni 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Richtlijn voor proceskostenvergoeding in WOZ-zaken is geen recht in de zin van art. 79 Wet RO. De feitenrechter is niet gebonden aan de forfaitaire uren en mag hiervan afwijken zonder dit te motiveren, bijvoorbeeld bij een geringere werkelijke tijdsbesteding voor een met software gegenereerd taxatierapport.

BestuursrechtBestuursprocesrecht
BelastingrechtProcesrecht Belastingen, Lokale Belastingen
Gerechtshof 's-Hertogenbosch3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:GHSHE:2024:1730 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 21 mei 2024

ECLI:NL:GHSHE:2024:173021 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:GHSHE:2024:2652 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 20 augustus 2024

ECLI:NL:GHSHE:2024:265220 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:3397 - Raad van State - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RVS:2024:339720 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:3400 - Raad van State - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RVS:2024:340020 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2024:3399 - Raad van State - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RVS:2024:339920 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2024:3396 - Raad van State - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RVS:2024:339620 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak