Artikel 5:44 (Samenloop bestuurlijke boete strafvervolging)
1. Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.
2. Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is, wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.
3. Voor een gedraging die aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, legt het bestuursorgaan slechts een bestuurlijke boete op indien:
a. de officier van justitie aan het bestuursorgaan heeft medegedeeld ten aanzien van de overtreder van strafvervolging af te zien, of b. het bestuursorgaan niet binnen dertien weken een reactie van de officier van justitie heeft ontvangen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.
Dit betekent letterlijk dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete mag opleggen als er voor dezelfde gedraging een strafvervolging tegen de overtreder is gestart en het onderzoek op de zitting (ter terechtzitting) is aangevangen, of als er al een strafbeschikking is uitgevaardigd.
2. Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is, wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.
Dit houdt in dat als de gedraging ook een strafbaar feit oplevert, deze gedraging moet worden gemeld aan de officier van justitie. Dit hoeft echter niet als een wettelijk voorschrift anders bepaalt, of als er met het openbaar ministerie is afgesproken dat melding achterwege kan blijven.
3. Voor een gedraging die aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, legt het bestuursorgaan slechts een bestuurlijke boete op indien:
Dit betekent dat voor een gedraging die verplicht aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, het bestuursorgaan alleen een bestuurlijke boete kan opleggen in de volgende gevallen:
a. de officier van justitie aan het bestuursorgaan heeft medegedeeld ten aanzien van de overtreder van strafvervolging af te zien, of
Dit houdt in dat de officier van justitie het bestuursorgaan heeft laten weten dat hij besloten heeft de overtreder niet strafrechtelijk te vervolgen, of
b. het bestuursorgaan niet binnen dertien weken een reactie van de officier van justitie heeft ontvangen.
Dit betekent dat het bestuursorgaan binnen een termijn van dertien weken geen antwoord of beslissing van de officier van justitie heeft gekregen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2011:BM9102
ECLI:NL:HR:2015:434
ECLI:NL:HR:2022:364 - Vervolging bestuurder na boete aan BV: geen schending una via-beginsel
Een bestuurlijke boete opgelegd aan een rechtspersoon staat de strafrechtelijke vervolging van de feitelijk leidinggever niet in de weg. Voor het una via-beginsel zijn de rechtspersoon en de natuurlijke persoon (bestuurder) niet 'dezelfde persoon' in de zin van art. 243 Sv.
ECLI:NL:HR:2018:2389
ECLI:NL:HR:2015:2978
ECLI:NL:HR:2021:219
ECLI:NL:HR:2023:237 - Vervolging Fiscale Delicten: Thematische Aanpak Prevaleert Boven Drempelbedrag BBBB
De Hoge Raad oordeelt dat het Openbaar Ministerie een fiscaal delict mag vervolgen, ook als het nadeelbedrag onder de € 20.000 uit het BBBB ligt, mits de vervolging past binnen een ‘thematische aanpak’ zoals beschreven in het Protocol AAFD.