Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 5. Handhaving
Titel 5.4. Bestuurlijke boete
Afdeling 5.4.1. Algemene bepalingen
Artikel 5:44

Artikel 5:44 (Samenloop bestuurlijke boete strafvervolging)

Laatste versie

1. Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.

2. Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is, wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.

3. Voor een gedraging die aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, legt het bestuursorgaan slechts een bestuurlijke boete op indien:

a. de officier van justitie aan het bestuursorgaan heeft medegedeeld ten aanzien van de overtreder van strafvervolging af te zien, of b. het bestuursorgaan niet binnen dertien weken een reactie van de officier van justitie heeft ontvangen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.

Dit betekent letterlijk dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete mag opleggen als er voor dezelfde gedraging een strafvervolging tegen de overtreder is gestart en het onderzoek op de zitting (ter terechtzitting) is aangevangen, of als er al een strafbeschikking is uitgevaardigd.

2. Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is, wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.

Dit houdt in dat als de gedraging ook een strafbaar feit oplevert, deze gedraging moet worden gemeld aan de officier van justitie. Dit hoeft echter niet als een wettelijk voorschrift anders bepaalt, of als er met het openbaar ministerie is afgesproken dat melding achterwege kan blijven.

3. Voor een gedraging die aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, legt het bestuursorgaan slechts een bestuurlijke boete op indien:

Dit betekent dat voor een gedraging die verplicht aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, het bestuursorgaan alleen een bestuurlijke boete kan opleggen in de volgende gevallen:

a. de officier van justitie aan het bestuursorgaan heeft medegedeeld ten aanzien van de overtreder van strafvervolging af te zien, of

Dit houdt in dat de officier van justitie het bestuursorgaan heeft laten weten dat hij besloten heeft de overtreder niet strafrechtelijk te vervolgen, of

b. het bestuursorgaan niet binnen dertien weken een reactie van de officier van justitie heeft ontvangen.

Dit betekent dat het bestuursorgaan binnen een termijn van dertien weken geen antwoord of beslissing van de officier van justitie heeft gekregen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad154x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BM9102

ECLI:NL:HR:2011:BM91021 februari 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Hoge Raad132x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:434

ECLI:NL:HR:2015:4343 maart 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursstrafrecht
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:364 - Vervolging bestuurder na boete aan BV: geen schending una via-beginsel

ECLI:NL:HR:2022:36415 maart 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een bestuurlijke boete opgelegd aan een rechtspersoon staat de strafrechtelijke vervolging van de feitelijk leidinggever niet in de weg. Voor het una via-beginsel zijn de rechtspersoon en de natuurlijke persoon (bestuurder) niet 'dezelfde persoon' in de zin van art. 243 Sv.

BelastingrechtFiscaal Strafrecht
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2389

ECLI:NL:HR:2018:238921 december 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2978

ECLI:NL:HR:2015:29786 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht, Financieel Economisch Strafrecht
BelastingrechtFiscaal Strafrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:219

ECLI:NL:HR:2021:21916 februari 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:237 - Vervolging Fiscale Delicten: Thematische Aanpak Prevaleert Boven Drempelbedrag BBBB

ECLI:NL:HR:2023:23721 februari 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat het Openbaar Ministerie een fiscaal delict mag vervolgen, ook als het nadeelbedrag onder de € 20.000 uit het BBBB ligt, mits de vervolging past binnen een ‘thematische aanpak’ zoals beschreven in het Protocol AAFD.

StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht
BelastingrechtFiscaal Strafrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2022:1364

ECLI:NL:HR:2022:13644 oktober 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak