Artikel 5:39 (Procedure beroep invordering dwangsom)
1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
2. De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep tegen de beschikking tot invordering echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
3. In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.
4. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Dit betekent dat een bezwaar, beroep of hoger beroep dat is ingesteld tegen de last onder dwangsom, ook de beschikking omvat waarmee de dwangsom wordt ingevorderd. Dit geldt alleen als de belanghebbende deze invorderingsbeschikking daadwerkelijk aanvecht (betwist).
2. De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep tegen de beschikking tot invordering echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
Dit houdt in dat de bestuursrechter de mogelijkheid heeft om de zaak betreffende het beroep of hoger beroep tegen de invorderingsbeschikking door te sturen (verwijzen) naar een ander orgaan, als de bestuursrechter oordeelt dat behandeling door dat andere orgaan wenselijk is.
3. In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.
Dit bepaalt dat de belanghebbende, bij het instellen van beroep of hoger beroep, indien mogelijk een kopie (afschrift) moet indienen van de beschikking die hij aanvecht (betwist).
4. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.
Dit betekent dat de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid op eenzelfde manier gelden (van overeenkomstige toepassing zijn) voor een verzoek om een voorlopige voorziening.