Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
Titel 4.2. Subsidies
Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Artikel 4:37

Artikel 4:37 (Verplichtingen subsidie-ontvanger)

Laatste versie

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  1. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
  2. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
  3. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
  4. de te verzekeren risico’s;
  5. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
  6. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
  7. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;
  8. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

Dit betekent dat het bestuursorgaan aan de persoon of organisatie die subsidie ontvangt (de subsidie-ontvanger) specifieke verplichtingen kan opleggen. Deze verplichtingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  1. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

Dit betreft de specifieke soort (aard) en de grootte (omvang) van de activiteiten waarvoor de subsidie is gegeven.

  1. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

Dit verwijst naar het bijhouden van een boekhouding (administratie) van alle kosten (uitgaven) en opbrengsten (inkomsten) die te maken hebben met de gesubsidieerde activiteiten.

  1. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

Dit houdt in dat de subsidie-ontvanger verplicht kan worden om, voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld, de informatie (gegevens) en documenten (bescheiden) te geven die het bestuursorgaan nodig heeft om te beslissen over de subsidie.

  1. de te verzekeren risico’s;

Dit betreft de risico’s waartegen de subsidie-ontvanger zich moet verzekeren.

  1. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

Dit betekent dat de subsidie-ontvanger mogelijk een garantie (zekerheid) moet geven voor de bedragen die al als voorschot zijn betaald.

  1. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

Dit verplicht de subsidie-ontvanger om een overzicht en uitleg te geven (rekening en verantwoording af te leggen) over de uitgevoerde activiteiten en de bijbehorende uitgaven en inkomsten. Dit hoeft alleen voor zover deze informatie belangrijk is voor de definitieve vaststelling van de subsidie.

  1. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

Dit houdt in dat de subsidie-ontvanger maatregelen moet nemen om negatieve effecten (nadelige gevolgen) van de subsidie voor anderen (derden) te verminderen of te voorkomen.

  1. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

Dit betekent dat de subsidie-ontvanger verplichtingen kan krijgen aangaande de uitoefening van controle door een accountant (zoals gedefinieerd in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Deze accountantscontrole heeft betrekking op het financiële beheer zoals dat door het bestuursorgaan is gevoerd en op de financiële verantwoording die daarover is afgelegd.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat als de verplichting zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel c (het verstrekken van gegevens en bescheiden vóór de subsidievaststelling), aan de subsidie-ontvanger wordt opgelegd, dan gelden de regels uit artikel 4:3 (over de aanvraag van een subsidie) en artikel 4:4 (over het verstrekken van gegevens en bescheiden bij de aanvraag) ook op een vergelijkbare manier voor deze situatie.