Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
Titel 4.1. Beschikkingen
Afdeling 4.1.3. Beslistermijn
§ 4.1.3.1. Beslistermijn
Artikel 4:14

Artikel 4:14 (Overschrijding beslistermijn en mededelingsplicht)

Laatste versie

1. Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is.

3. Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Dit lid bepaalt dat als een bestuursorgaan een beschikking niet kan afgeven binnen de termijn die bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de aanvrager hierover moet informeren. Hierbij moet het bestuursorgaan ook aangeven binnen welke zo kort mogelijke nieuwe termijn de beschikking wel verwacht kan worden.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is.

Dit lid stelt dat de regel uit het eerste lid niet geldt als het bestuursorgaan, nadat de bij wettelijk voorschrift vastgestelde termijn is verstreken, niet meer de bevoegdheid heeft om de beschikking te geven.

3. Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Dit lid regelt de situatie waarin er geen bij wettelijk voorschrift vastgestelde termijn is. Als een beschikking in dat geval niet binnen acht weken kan worden gegeven, moet het bestuursorgaan dit binnen die periode van acht weken aan de aanvrager mededelen. Daarbij moet het bestuursorgaan een redelijke termijn noemen waarbinnen de beschikking wel verwacht kan worden.