Artikel 4:111 (Verlenging verjaring bestuursrechtelijke geldschuld)
1. De verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling aan een bestuursorgaan wordt verlengd met de tijd gedurende welke de schuldenaar na de aanvang van die termijn uitstel van betaling heeft.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien:
a. de schuldenaar in surseance van betaling verkeert; b. de schuldenaar in staat van faillissement verkeert; c. ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is; d. de tenuitvoerlegging van een dwangbevel is geschorst ingevolge een lopend rechtsgeding, met dien verstande dat de termijn waarmee de verjaringstermijn wordt verlengd een aanvang neemt op de dag waarop het rechtsgeding door het instellen van een vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig wordt gemaakt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling aan een bestuursorgaan wordt verlengd met de tijd gedurende welke de schuldenaar na de aanvang van die termijn uitstel van betaling heeft.
Dit betekent dat de periode waarbinnen een bestuursorgaan juridisch betaling kan vorderen (de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling aan een bestuursorgaan), langer wordt (wordt verlengd). De duur van deze verlenging is gelijk aan de periode waarin de schuldenaar uitstel van betaling heeft gekregen, gerekend vanaf het moment dat de oorspronkelijke verjaringstermijn begon te lopen (na de aanvang van die termijn).
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien:
De regel die in het eerste lid is beschreven, geldt op een vergelijkbare wijze (is van overeenkomstige toepassing) in de volgende gevallen:
a. de schuldenaar in surseance van betaling verkeert;
Dit is het geval wanneer de schuldenaar in een situatie van surseance van betaling verkeert.
b. de schuldenaar in staat van faillissement verkeert;
Dit is het geval wanneer de schuldenaar in staat van faillissement verkeert.
c. ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is;
Dit is het geval wanneer voor de schuldenaar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is.
d. de tenuitvoerlegging van een dwangbevel is geschorst ingevolge een lopend rechtsgeding, met dien verstande dat de termijn waarmee de verjaringstermijn wordt verlengd een aanvang neemt op de dag waarop het rechtsgeding door het instellen van een vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig wordt gemaakt.
Dit is het geval wanneer de uitvoering (tenuitvoerlegging) van een dwangbevel is opgeschort (geschorst) als gevolg van (ingevolge) een lopende juridische procedure (rechtsgeding). Daarbij geldt specifiek (met dien verstande) dat de periode waarmee de verjaringstermijn wordt verlengd, begint (een aanvang neemt) op de dag dat de juridische procedure (het rechtsgeding) is gestart (aanhangig wordt gemaakt) bij de burgerlijke rechter door het indienen (instellen) van een vordering.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:PHR:2024:936 - Parket bij de Hoge Raad - 12 september 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:6622 - Rechtbank Rotterdam - 17 juli 2024
ECLI:NL:HR:2015:817 - Stuiting van verjaring bij invordering bestuursrechtelijke dwangsommen - 2 april 2015
Een invorderingsbeschikking voor een verbeurde dwangsom stuit de verjaring niet. De wet (Awb) regelt stuitingshandelingen limitatief. De invorderingsbeschikking is een wettelijke voorwaarde voor latere stuitingshandelingen zoals een aanmaning, maar heeft zelf geen stuitende werking en kan er niet mee worden gelijkgesteld.