Artikel 4:104 (Verjaring rechtsvordering betaling geldsom)
1. De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken.
2. Na voltooiing van de verjaring kan het bestuursorgaan zijn bevoegdheden tot aanmaning en verrekening en tot uitvaardiging en tenuitvoerlegging van een dwangbevel niet meer uitoefenen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken.
Dit lid bepaalt dat de juridische actie (rechtsvordering) om de betaling van een geldbedrag (geldsom) te eisen, na vijf jaren niet langer mogelijk is (verjaart). Deze periode van vijf jaren start nadat de officieel vastgestelde termijn voor de betaling (de voorgeschreven betalingstermijn) is afgelopen (is verstreken).
2. Na voltooiing van de verjaring kan het bestuursorgaan zijn bevoegdheden tot aanmaning en verrekening en tot uitvaardiging en tenuitvoerlegging van een dwangbevel niet meer uitoefenen.
Dit lid verduidelijkt dat nadat de verjaringstermijn is voltooid, het bestuursorgaan niet langer de macht heeft (zijn bevoegdheden niet meer kan uitoefenen) om een aanmaning te sturen, bedragen met elkaar te verrekenen, of een dwangbevel uit te geven (uitvaardiging) en uit te voeren (tenuitvoerlegging).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:CRVB:2024:1075 - Centrale Raad van Beroep - 28 mei 2024
ECLI:NL:PHR:2024:936 - Parket bij de Hoge Raad - 12 september 2024
ECLI:NL:HR:2015:817 - Stuiting van verjaring bij invordering bestuursrechtelijke dwangsommen - 2 april 2015
Een invorderingsbeschikking voor een verbeurde dwangsom stuit de verjaring niet. De wet (Awb) regelt stuitingshandelingen limitatief. De invorderingsbeschikking is een wettelijke voorwaarde voor latere stuitingshandelingen zoals een aanmaning, maar heeft zelf geen stuitende werking en kan er niet mee worden gelijkgesteld.