Artikel 3:4 (Belangenafweging en evenredigheidsbeginsel)
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
Dit lid bepaalt dat het bestuursorgaan de belangen die direct en persoonlijk door het te nemen besluit worden geraakt (de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen), moet afwegen. Deze verplichting tot afweging geldt, tenzij een wettelijk voorschrift of de specifieke aard van de bevoegdheid die het bestuursorgaan uitoefent, een beperking aan deze afweging oplegt (daaruit voortvloeit).
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Dit lid stelt dat de nadelige consequenties (gevolgen) die een besluit heeft voor een of meerdere belanghebbenden, niet buitenproportioneel (onevenredig) zwaar mogen zijn wanneer men deze vergelijkt met (in verhouding tot) de doelen die het bestuursorgaan met dat besluit wil bereiken (te dienen doelen).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:1278
ECLI:NL:HR:2020:318
ECLI:NL:HR:2018:729 - Aansprakelijkheidslimiet binnenvaart: rechter corrigeert verouderd bedrag met inflatie
Een beroep op een wettelijke aansprakelijkheidslimiet die jarenlang niet is geïndexeerd, is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De rechter mag het bedrag corrigeren voor inflatie, maar niet verder verhogen, omdat dit de rechtsvormende taak te buiten gaat.
ECLI:NL:HR:2017:3126
ECLI:NL:HR:2004:AO5063
ECLI:NL:HR:2023:1371 - Bestuurdersaansprakelijkheid: strijd tussen strenge Nederlandse meldingsplicht en Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie EU of de strenge bestuurdersaansprakelijkheid van artikel 36 IW 1990, die praktisch onweerlegbaar is bij een niet-tijdige melding van betalingsonmacht, in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel voor omzetbelastingschulden.
ECLI:NL:HR:2018:7 - Onteigening Hedwigepolder: Zelfrealisatie versus Noodzaak van Volle Eigendom
Bij grootschalige infrastructurele werken die de openbare veiligheid en internationale verplichtingen betreffen, kan de Staat een beroep op zelfrealisatie passeren. De Kroon mag in redelijkheid oordelen dat volledige eigendom noodzakelijk is om de integrale aanleg en het beheer te waarborgen.
ECLI:NL:HR:2001:AB0801
ECLI:NL:HR:2020:317 - BPM-naheffing: De toonplicht van een auto en de bewijsrechtelijke gevolgen
De verplichting om een importauto voor BPM-controle te tonen is rechtsgeldig en niet disproportioneel. Het niet voldoen aan deze toonplicht leidt niet automatisch tot een zwaardere bewijslast, maar de belastingplichtige moet de gestelde schade die de waarde vermindert wel bewijzen.