Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen over besluiten
Afdeling 3.4. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Artikel 3:16

Artikel 3:16 (Termijn zienswijzen en adviezen)

Laatste versie

1. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.

2. De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd en daarvan kennis is gegeven.

3. Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9, 6:10 en 6:15 van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.

Dit lid betekent letterlijk dat de periode (termijn) waarbinnen zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht en adviezen kunnen worden uitgebracht, zoals omschreven in afdeling 3.3, zes weken duurt. Een uitzondering hierop is als een wettelijk voorschrift een langere periode (termijn) vaststelt.

2. De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd en daarvan kennis is gegeven.

Dit lid betekent letterlijk dat de genoemde termijn begint te lopen (vangt aan) met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd en daarvan officieel mededeling is gedaan (kennis is gegeven).

3. Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9, 6:10 en 6:15 van overeenkomstige toepassing.

Dit lid betekent letterlijk dat op zienswijzen die schriftelijk naar voren zijn gebracht, de bepalingen van de artikelen 6:9, 6:10 en 6:15 (van de Algemene wet bestuursrecht) op een vergelijkbare manier gelden (van overeenkomstige toepassing zijn).