Artikel 10:3 (Voorwaarden en uitsluitingen mandaatverlening)
1. Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.
2. Mandaat wordt in ieder geval niet verleend indien het betreft een bevoegdheid:
a. tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien; b. tot het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet; c. tot het vernietigen van of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.
3. Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.
4. Indien artikel 5:53 van toepassing is, wordt mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.
Dit lid stelt dat een bestuursorgaan
in beginsel mandaat
mag verlenen
. Dit is echter niet toegestaan indien een wettelijk voorschrift
anders bepaalt, of indien de aard van de bevoegdheid
zelf zodanig is dat mandaatverlening
niet passend is (zich tegen de mandaatverlening verzet
).
2. Mandaat wordt in ieder geval niet verleend indien het betreft een bevoegdheid:
Dit lid specificeert situaties waarin mandaat
sowieso niet verleend
mag worden als het een bepaalde bevoegdheid
betreft, namelijk:
a. tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien;
Dit betreft de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften
. Mandaat
hiervoor is uitgesloten, tenzij bij de toekenning (verlening
) van die bevoegdheid
expliciet de mogelijkheid tot mandaatverlening is voorzien
.
b. tot het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet;
Dit betreft de bevoegdheid tot het nemen van een besluit
waarvoor geldt dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen
. Ook als de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure
zich op een andere manier tegen de mandaatverlening verzet
, mag geen mandaat
worden verleend.
c. tot het vernietigen van of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.
Dit betreft de bevoegdheid tot het vernietigen van
een besluit van een ander bestuursorgaan
, of tot het onthouden van goedkeuring aan
een dergelijk besluit
.
3. Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.
Dit lid bepaalt dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift
of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid
, niet verleend
mag worden aan de persoon die het besluit
waartegen het bezwaar zich richt, zelf krachtens mandaat heeft genomen
.
4. Indien artikel 5:53 van toepassing is, wordt mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt.
Dit lid stelt dat, wanneer artikel 5:53 van toepassing is
, mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet verleend
mag worden aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt
.