Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Titel 1.2. Uitvoering van bindende besluiten van organen van de Europese Unie
Artikel 1:8

Artikel 1:8 (Uitzondering kennisgeving ontwerpbesluit EU-uitvoering)

Laatste versie

1. Indien door een bestuursorgaan ingevolge enig wettelijk voorschrift van het ontwerp van een besluit kennis moet worden gegeven alvorens een zodanig besluit kan worden genomen, geldt dat voorschrift niet indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de overlegging van het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aan de Staten-Generaal, indien:

a. bij de wet is bepaald dat door of namens een der Kamers der Staten-Generaal of door een aantal leden daarvan de wens te kennen kan worden gegeven dat het onderwerp of de inwerkingtreding van die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling bij de wet wordt geregeld, of b. artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer van toepassing is.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien door een bestuursorgaan ingevolge enig wettelijk voorschrift van het ontwerp van een besluit kennis moet worden gegeven alvorens een zodanig besluit kan worden genomen, geldt dat voorschrift niet indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie.

Dit betekent dat als een bestuursorgaan ingevolge enig wettelijk voorschrift kennis moet geven van het ontwerp van een besluit voordat een zodanig besluit kan worden genomen, dat voorschrift niet geldt indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de overlegging van het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aan de Staten-Generaal, indien:

Dit lid stelt dat de regel uit het eerste lid niet van toepassing is op de overlegging van het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aan de Staten-Generaal, indien een van de volgende situaties zich voordoet:

a. bij de wet is bepaald dat door of namens een der Kamers der Staten-Generaal of door een aantal leden daarvan de wens te kennen kan worden gegeven dat het onderwerp of de inwerkingtreding van die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling bij de wet wordt geregeld, of

De uitzondering in het eerste lid geldt niet indien bij de wet is bepaald dat door of namens een der Kamers der Staten-Generaal of door een aantal leden daarvan de wens te kennen kan worden gegeven dat het onderwerp of de inwerkingtreding van die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling bij de wet wordt geregeld, of

b. artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer van toepassing is.

De uitzondering in het eerste lid geldt evenmin indien artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer van toepassing is.