Artikel 1:1 (Definitie en reikwijdte bestuursorgaan)
1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
2. De volgende organen, personen en colleges worden niet als bestuursorgaan aangemerkt:
a. de wetgevende macht; b. de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal; c. onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden; d. de Raad van State en zijn afdelingen; e. de Algemene Rekenkamer; f. de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in artikel 9:17, onderdeel b; g. de voorzitters, leden, griffiers en secretarissen van de in de onderdelen b tot en met f bedoelde organen, de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal bij de Hoge Raad, de besturen van de in onderdeel c bedoelde organen alsmede de voorzitters van die besturen, alsmede de commissies uit het midden van de in de onderdelen b tot en met f bedoelde organen; h. de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en haar afdelingen, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017; i. de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
3. Een ingevolge het tweede lid uitgezonderd orgaan, persoon of college wordt wel als bestuursorgaan aangemerkt voor zover het orgaan, de persoon of het college besluiten neemt of handelingen verricht ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden, met uitzondering van een voor het leven benoemde ambtenaar werkzaam bij de Raad van State en zijn afdelingen en de Algemene Rekenkamer.
4. De vermogensrechtelijke gevolgen van een handeling van een bestuursorgaan treffen de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
Dit betekent letterlijk dat de volgende onderdelen (a en b) definiëren wat een bestuursorgaan is.
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
Dit betekent letterlijk: een orgaan dat behoort tot een rechtspersoon (een organisatie met wettelijke zelfstandigheid) die op grond van (krachtens) publiekrecht (het recht dat de verhouding tussen overheid en burger en overheden onderling regelt) is opgericht (ingesteld).
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Dit betekent letterlijk: een andere natuurlijke persoon of een ander college (een groep personen met een bestuurlijke taak) die of dat bevoegd is (bekleed) om openbaar gezag (overheidsmacht) uit te oefenen.
2. De volgende organen, personen en colleges worden niet als bestuursorgaan aangemerkt:
Dit betekent letterlijk dat de hierna genoemde organen, personen en colleges niet worden beschouwd als bestuursorganen in de zin van deze wet.
a. de wetgevende macht;
Dit betekent letterlijk: de instantie die de bevoegdheid heeft om wetten te maken.
b. de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
Dit betekent letterlijk: de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van het parlement, en hun gezamenlijke vergadering.
c. onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;
Dit betekent letterlijk: organen die onafhankelijk zijn, door een wet zijn opgericht (ingesteld) en de taak hebben om recht te spreken (rechtspraak), en daarnaast ook de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden.
d. de Raad van State en zijn afdelingen;
Dit betekent letterlijk: de Raad van State, een hoog adviescollege van de regering, en zijn afdelingen.
e. de Algemene Rekenkamer;
Dit betekent letterlijk: de Algemene Rekenkamer, die de overheidsfinanciën controleert.
f. de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in artikel 9:17, onderdeel b;
Dit betekent letterlijk: de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (plaatsvervangers) zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, alsmede ombudsmannen en ombudscommissies zoals genoemd in artikel 9:17, onderdeel b.
g. de voorzitters, leden, griffiers en secretarissen van de in de onderdelen b tot en met f bedoelde organen, de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal bij de Hoge Raad, de besturen van de in onderdeel c bedoelde organen alsmede de voorzitters van die besturen, alsmede de commissies uit het midden van de in de onderdelen b tot en met f bedoelde organen;
Dit betekent letterlijk: de personen die specifieke functies bekleden (voorzitters, leden, griffiers, secretarissen) binnen de organen genoemd in onderdelen b tot en met f; de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal bij de Hoge Raad; de besturen van de organen genoemd in onderdeel c en hun voorzitters; en de commissies die zijn samengesteld uit leden van de organen genoemd in onderdelen b tot en met f.
h. de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en haar afdelingen, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
Dit betekent letterlijk: de commissie die toezicht houdt op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en de afdelingen van deze commissie, zoals omschreven in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
i. de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
Dit betekent letterlijk: de toetsingscommissie die de inzet van bevoegdheden (door inlichtingen- en veiligheidsdiensten) beoordeelt, zoals omschreven in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
3. Een ingevolge het tweede lid uitgezonderd orgaan, persoon of college wordt wel als bestuursorgaan aangemerkt voor zover het orgaan, de persoon of het college besluiten neemt of handelingen verricht ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden, met uitzondering van een voor het leven benoemde ambtenaar werkzaam bij de Raad van State en zijn afdelingen en de Algemene Rekenkamer.
Dit betekent letterlijk: Een orgaan, persoon of college dat volgens lid 2 is uitgezonderd (dus normaal geen bestuursorgaan is), wordt wél als bestuursorgaan beschouwd (aangemerkt) wanneer het besluiten neemt of handelingen verricht die gaan over een persoon in diens hoedanigheid (rol of status) als ambtenaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017, of over diens nagelaten betrekkingen (familieleden na overlijden) of diens rechtverkrijgenden (degenen die rechten erven). Er is een uitzondering op deze regel: dit geldt niet voor een ambtenaar die voor het leven is benoemd en werkt bij de Raad van State en zijn afdelingen of bij de Algemene Rekenkamer; in die specifieke gevallen wordt het orgaan, de persoon of het college dus niet als bestuursorgaan aangemerkt, ook al gaat het om ambtenarenrechtelijke besluiten of handelingen.
4. De vermogensrechtelijke gevolgen van een handeling van een bestuursorgaan treffen de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.
Dit betekent letterlijk: De financiële en eigendomsgerelateerde (vermogensrechtelijke) consequenties (gevolgen) van een handeling die een bestuursorgaan verricht, komen voor rekening van (treffen) de rechtspersoon (zoals de staat, gemeente, of provincie) waar dat bestuursorgaan een onderdeel van is (toe behoort).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:1049 - Bestuursrechtelijke rechtsgang voor collegegeld sluit collectieve actie uit
Een collectieve actie bij de burgerlijke rechter tegen de hoogte van het instellingscollegegeld is niet-ontvankelijk. De Wet op het hoger onderwijs (WHW) biedt (aanstaande) studenten een exclusieve en met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang bij het CBHO.
ECLI:NL:HR:1998:AA2576
ECLI:NL:HR:2018:1988
ECLI:NL:HR:2019:1052 - Hoge Raad: BRP-briefadres geldt als gekozen woonplaats voor betekening
Een in de BRP opgenomen briefadres kwalificeert als een gekozen woonplaats in de zin van artikel 1:15 BW. Exploitanten moeten exploten aan dit adres betekenen, niet via openbare betekening. Dit verhoogt de kans dat het exploot de betrokkene daadwerkelijk bereikt.