Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. De uitkeringen
Afdeling I. Het recht op en de hoogte van de uitkering
§ 1. De nabestaandenuitkering
Artikel 14

Artikel 14

Laatste versie

1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:

a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of b. arbeidsongeschikt is

1°. op en sedert de dag van overlijden van de verzekerde, of 2°. op en sedert de laatste dag van de maand waarin hij niet meer voldoet aan de voorwaarde bedoeld in onderdeel a, en wiens arbeidsongeschiktheid na de onderscheidenlijk onder 1° en 2° bedoelde dag ten minste drie maanden voortduurt, dan wel ten aanzien van wie aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid ten minste drie maanden na de vorenbedoelde dag zal voortduren.

2. Het recht op nabestaandenuitkering gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de verzekerde.

3. Voor de nabestaande die op de dag van overlijden van de verzekerde niet voldoet aan de voorwaarde, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, omdat het kind op het moment van overlijden tot het huishouden van een ander behoort, gaat het recht op nabestaandenuitkering in op de eerste dag van de maand waarin hij als gevolg van het overlijden wel aan die voorwaarde voldoet.

4. Voor de nabestaande die geen recht heeft op een nabestaandenuitkering op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel d, gaat het recht op een nabestaandenuitkering in op de eerste dag van de maand dat hij, uiterlijk binnen zes maanden na het overlijden van de verzekerde, deze gezamenlijke huishouding niet meer voert.

5. De Sociale verzekeringsbank kan, in afwijking van het vierde lid, een langere termijn vaststellen indien de toepassing wat de termijn van zes maanden betreft, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Gerelateerde rechtspraak

Centrale Raad van Beroep2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:1651 - Centrale Raad van Beroep - 20 augustus 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:165120 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:75 - Centrale Raad van Beroep - 11 januari 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:7511 januari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:1633 - Centrale Raad van Beroep - 20 augustus 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:163320 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:490 - Centrale Raad van Beroep - 28 februari 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:49028 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:1943 - Rechtbank Amsterdam - 4 april 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:19434 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:370 - Centrale Raad van Beroep - 21 februari 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:37021 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:1897 - Centrale Raad van Beroep - 2 oktober 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:18972 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:1817 - Centrale Raad van Beroep - 17 september 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:181717 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:12388 - Rechtbank Den Haag - 13 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1238813 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:869 - Centrale Raad van Beroep - 22 april 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:86922 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak