ECLI:NL:RVS:2025:4687 - Raad van State - 1 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
202502089/1/V3.
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 2 april 2025 in zaak nr. NL24.37753 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 2 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven en een proceskostenveroordeling uitgesproken van € 1.814,00.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, advocaat in Wageningen, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1. De door appellant in zijn eerste grief opgeworpen rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België, heeft de Afdeling beantwoord in haar uitspraak van 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3305, onder 5 tot en met 5.7. De overwegingen in die uitspraak zijn hier van overeenkomstige toepassing. Hieruit volgt dat de grief slaagt.
2. In zijn tweede grief betoogt appellant terecht dat de rechtbank hem een te lage proceskostenvergoeding heeft toegekend. Immers, uit het dossier en het procesverloop van de uitspraak van de rechtbank blijkt dat er twee zittingen zijn gehouden. De rechtbank heeft slechts een punt toegekend voor het verschijnen op één zitting. Uit het dossier en het procesverloop, zoals weergegeven in de uitspraak van de rechtbank, blijkt dat het beroep op 25 oktober 2024 door een enkelvoudige kamer op zitting is behandeld en dat het onderzoek op die zitting is gesloten. Op 9 december 2024 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend en de zaak naar een meervoudige kamer verwezen. Vervolgens is de zaak op 30 januari 2025 nogmaals op zitting behandeld. Ook die zitting moet worden gezien als een zitting als bedoeld in artikel 8:56 van de Awb. Voor het verschijnen op zo’n zitting wordt op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, onder A1, punt 14, een punt toegekend. De rechtbank heeft ten onrechte geen punt toegekend voor deze tweede zitting in haar berekening van de proceskostenvergoeding. Ook deze grief slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten en een te laag bedrag aan proceskostenvergoeding heeft toegekend. De minister moet de proceskosten die de rechtbank in beroep ten onrechte niet heeft toegekend en de proceskosten voor het hoger beroep vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 2 april 2025 in zaak nr. NL24.37753, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door haar vernietigde besluit van 27 september 2024 in stand blijven en zij de minister heeft veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.814,00 aan proceskosten aan appellant;
III. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00 onderscheidenlijk € 907,00, in totaal € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025
18-1137