ECLI:NL:RVS:2025:4598 - Raad van State - 1 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
BRS.25.001173 en BRS.25.001199
ECLI:NL:RVS:2025:4598
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 1 augustus 2025 in zaak nr. 25/8171 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 6 augustus 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 april 2025 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 augustus 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door N.B. Swart, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 29 augustus 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4166, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen uitzetting op 1 september 2025 achterwege blijft.
Overwegingen
- Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De voorzieningenrechter van de Afdeling neemt de motivering onder 6 en 9 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
- Het hoger beroep is ongegrond. De voorzieningenrechter van de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom voor het overige af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025
1028