ECLI:NL:RVS:2025:3962 - Raad van State - 20 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
202406017/1/A3.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 augustus 2024 in zaak nrs. 23/1869 en 23/1817 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 19 juli 2022 en 26 juli 2022 heeft de minister de verzoeken van [appellant A] en [appellant B] om kennisneming van de bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) over hen aanwezige gegevens gedeeltelijk toegewezen.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 23 januari 2023 heeft de minister de door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 augustus 2024 heeft de rechtbank de door
[appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De minister heeft onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, van de Awb (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis mag nemen van de geweigerde gegevens.
[appellant A] en [appellant B] hebben de Afdeling toestemming als bedoeld in
artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, verleend om mede op grond van de geweigerde gegevens uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2025, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. A. Yandere, advocaat in Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.C. van der Linden, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant A] en [appellant B] hebben beiden op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (hierna: Wiv) een verzoek ingediend om kennisneming van gegevens die over hen bij de AIVD aanwezig zijn. In 1994 is er in hun huis een inval geweest door de politie vanwege mogelijke betrokkenheid bij een activistische beweging. [appellant A] is toen aangehouden en verdachte geweest van een strafbaar feit. [appellant A] en [appellant B] willen weten welke rol de Binnenlandse Veiligheidsdienst (nu: de AIVD) bij deze gebeurtenissen heeft gehad.
1.1. De AIVD heeft beide verzoeken toegewezen voor zover het gaat om kennisneming van niet-actuele gegevens. [appellant A] en [appellant B] hebben beiden een inzagedossier met toelichtingsformulieren ontvangen. Met betrekking tot actuele gegevens zijn documenten in zijn geheel niet vrijgegeven of zijn er passages in het inzagedossier gelakt. De reden daarvoor heeft de AIVD in de bijbehorende toelichtingsformulieren onderbouwd. Het gaat onder meer om de bescherming van bronnen of de actuele werkwijzen van de AIVD. Wanneer die informatie bekend wordt, wordt volgens de AIVD de nationale veiligheid geschaad.
Wettelijk kader
2. De relevante wettelijke bepalingen staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Uitspraak rechtbank
3. Na kennis te hebben genomen van de documenten heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verstrekking van de gevraagde documenten gedeeltelijk mocht worden geweigerd. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de minister in de toelichtingsformulieren goed heeft gemotiveerd wanneer gegevens vanwege het beschermen van bronnen of actuele werkwijzen niet zijn verstrekt. Ook als het gaat om oude documenten, opgemaakt in een gedateerde context, is volgens de rechtbank de weigering van verstrekking van daarin voorkomende gegevens over bronnen en werkwijzen gerechtvaardigd, indien deze ook nu nog de nationale veiligheid kunnen schaden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ouderdom van de stukken er niet toe doet, als hieruit kan worden afgeleid hoe de AIVD ook nu nog omgaat met onderzoek naar dit soort organisaties en/of onderwerpen.
Hoger beroep
4. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het belang van de AIVD van bescherming van bronnen en actuele werkwijzen prevaleert boven hun persoonlijke belang. Daartoe voeren ze aan dat de rechtbank heeft overwogen dat de ouderdom van stukken er niet toe doet als hieruit kan worden afgeleid hoe de AIVD nu nog omgaat met onderzoek naar dit soort organisaties en/of onderwerpen, maar dat de rechtbank daarbij niet heeft gemotiveerd waarom in deze zaak de ouderdom van de stukken niet relevant is. De rechtbank heeft geen inzicht gegeven in hoe dit oordeel tot stand is gekomen en [appellant A] en [appellant B] kunnen dit daarom niet controleren.
Beoordeling van het hoger beroep
5. De gronden die [appellant A] en [appellant B] in hoger beroep hebben aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 9 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daar nog aan toe dat de rechtbank niet nader kan aangeven waarom de ouderdom van de stukken in deze concrete zaak niet relevant is, zonder informatie over de bronnen en de actuele werkwijzen van de AIVD, die moeten worden beschermd, prijs te geven. Het oordeel van de rechtbank dat de minister op basis van de motivering in de toelichtingsformulieren de verstrekking van de gegevens heeft kunnen weigeren, is daarom voldoende. De Afdeling komt na de stukken te hebben ingezien tot dezelfde conclusie. Tot slot merkt de Afdeling op dat de minister op grond van artikel 84, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wiv slechts hoeft te motiveren waarom de weigeringsgrond van toepassing is en daarbij, anders dan [appellant A] en [appellant B] betogen, geen ruimte is voor een belangenafweging. Ter zitting heeft de minister overigens nogmaals toegelicht dat hij het belang van [appellant A] en [appellant B] om te weten welke rol de AIVD bij de inval heeft gehad begrijpt en dat er daarom, onverplicht, door de minister in de brief van 21 juni 2024 is toegelicht dat de AIVD niet betrokken is geweest bij de inval. Hierbij is verwezen naar concrete stukken waaruit dit blijkt.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025
1171-802
BIJLAGE wettelijk kader
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 23
De hoofden van de diensten dragen zorg voor:
a. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens;
b. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende bronnen waaruit gegevens afkomstig zijn;
c. de veiligheid van de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld.
Artikel 80
1. Onze betrokken Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. […]
[…]
3. In dit artikel wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan: een aangelegenheid die betrekking heeft op het beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Artikel 84
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 80 wordt afgewezen, voor zover verstrekking van de gegevens waarop de aanvraag betrekking heeft:
[…]
b. de nationale veiligheid zou kunnen schaden;
[…].