Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2024:3337 - Raad van State - 18 augustus 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2024:333718 augustus 2024

Uitspraak inhoud

202300288/1/V2.

Datum uitspraak: 19 augustus 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 10 januari 2023 in zaak nr. NL22.3038 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 10 januari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 2 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2668, over het arrest van het Hof van Justitie van 22 februari 2022, XXXX, ECLI:EU:C:2022:103, en de toepasselijkheid van artikel 3.6b van het Vb 2000 bij een niet-ontvankelijk verklaarde asielaanvraag). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Lagaaij

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024

936