Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6488 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 29 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:648829 september 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 23/12457

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 3 november 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] in [plaats 2], alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag rioolheffing met [aanslagnummer].

1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat belanghebbende geen procesbelang heeft. Ook heeft belanghebbende het beroep te laat ingediend. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesbelang

2.1. Belanghebbende komt in beroep, omdat zij het er niet mee eens is dat zij als gebruiker van een pand gemeentelijke belastingen moet betalen.

2.2. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar de WOZ-beschikking en opgelegde aanslag rioolheffing heeft vernietigd. Ook de aanmaningskosten en/of dwangbevelkosten zijn vernietigd. Dit betekent dat belanghebbende voor deze aanslag geen openstaand te betalen bedrag heeft en dat deze beroepszaak niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.[1] Dit betekent dat er geen procesbelang meer is.

2.3. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 14 april 2025 in de gelegenheid gesteld aan te geven wat haar procesbelang bij de procedure is. Deze brief is verstuurd naar het adres waar belanghebbende volgens de basisregistratie persoonsgegevens ingeschreven staat. De brief is ongeopend op de griffie retour ontvangen met de melding “Niet afgehaald; retour afzender”. De brief is vervolgens op 13 mei 2025 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn van twee weken. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Zij heeft dus geen (ander) financieel belang bij de bij de procedure kenbaar gemaakt.

2.4. Aangezien belanghebbende geen procesbelang heeft bij de procedure, is het beroep niet-ontvankelijk.

Termijnoverschrijding 3. De rechtbank overweegt verder dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn is ingediend. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken.[2] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar.[3] De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 3 november 2023. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 15 december 2023. Gelet op de poststempel gaat de rechtbank er van uit dat het beroep op 16 december 2023 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan.

3.1. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 14 april 2025 in de gelegenheid gesteld redenen voor de termijnoverschrijding door te geven. Deze brief is verstuurd naar het adres waar belanghebbende volgens de basisregistratie persoonsgegevens ingeschreven staat. De brief is op 13 mei 2025 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn van twee weken. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor de termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Het beroep is daarom ook om die reden niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, op 29 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op: Informatie over verzet Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.


Voetnoten

Vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.