ECLI:NL:RBZWB:2025:6092 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 21 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team strafrecht Locatie Breda
rk.nummer : 25-010027 datum : 21 augustus 2025
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klaagster], geboren op [geboortedag] 1986, woonplaats kiezende op het kantoor van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, Bovendonk 11a, 4707 ZH Roosendaal.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
Op 19 augustus 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, klaagster en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als advocaat van klaagster, gehoord.
De belanghebbende is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. Dit is: [belanghebbende].
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de auto en wordt bezwaard door de inbeslagneming en voortduring daarvan. Klaagster heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangegeven dat de heer [belanghebbende] de auto op 12 april 2025 zonder toestemming van klaagster heeft meegenomen en dat zij hem niet heeft kunnen tegenhouden, omdat zij ziek op bed lag. Voorts is er geen sprake van herhalingsgevaar nu zij en de heer [belanghebbende] niet meer samen zijn. Zij is nu alleenstaande moeder en heeft haar auto hard nodig voor haar werk en voor het vervoeren van haar drie kinderen.
De officier van justitie ziet in de nadere toelichting van klaagster in raadkamer aanleiding om af te wijken van de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en stelt zich op het standpunt dat de auto teruggegeven kan worden aan klaagster.
2 De beoordeling
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Op grond van artikel 116, eerste lid, Sv laat het Openbaar Ministerie de in beslag genomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Dit betekent het volgende. Als het Openbaar Ministerie zich op het standpunt stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, dan moet de rechter ervan uitgaan dat het standpunt juist is. Dat standpunt heeft de officier van justitie in raadkamer in deze beklagzaak ingenomen. Daarom zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klaagster gelasten, nu niet is gebleken dat een ander dan klaagster redelijkerwijs als rechthebbende van de auto is aan te merken.
3 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van BMW 116i met [kenteken] aan klaagster.
Deze beslissing is genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 21 augustus 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).