ECLI:NL:RBZWB:2025:5918 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437951 / JE RK 25-1348 Datum uitspraak: 22 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2021 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2023 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] .
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3. De kinderrechter heeft, met instemming van alle partijen, bijzondere toestemming verleend aan oma moederszijde, om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
2 De feiten
2.1. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door vader.
2.2. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.4. Bij beschikking van 10 december 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 10 september 2025.
3 Het verzoek
3.1. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4 Het standpunt van de GI
4.1. Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. In de opvoedsituatie krijgen zij geen consequent, stabiele en (emotioneel) veilige opvoedingsomgeving geboden. De GI maakt zich zorgen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de toekomst moeite zullen hebben met het beheersen van hun emoties en het accepteren van de grenzen van anderen alsook het naleven van verplichtingen en regels. Zo is eerder gezien dat [minderjarige 1] kopieergedrag laat zien en hij [minderjarige 2] slaat. Daarnaast is een punt van zorg dat de ouders niet op één lijn liggen wat betreft de opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Waar de vader hen vrijheid geeft, vindt de moeder dat er structuur en regels moeten zijn.
4.2. In het vrijwillige kader zijn verschillende voorstellen gedaan voor specialistische hulpverlening. Hoewel de ouders open staan voor ondersteuning en zij ook in staat zijn om adviezen op te volgen, kwam dit niet van de grond.
4.3. Tijdens de afgelopen periode is er door personele omstandigheden bij de GI beperkt uitvoering gegeven aan de ondertoezichtstelling. Er is hierdoor nog geen werkrelatie opgebouwd en er heeft vanuit de GI nog weinig begeleiding en controle plaatsgevonden. Inmiddels heeft er wel een aanmelding plaatsgevonden bij [gezinsbehandeling] en [gezinsbehandeling] kan ook starten. Echter, de GI loopt tegen problemen aan met de financiering van deze hulpverlening. [hulpverlening] heeft aangegeven 150 uur nodig te hebben, terwijl de gemeente Breda slechts 55 uur afgeeft. De gemeente Breda wijkt hierin af ten opzichte van andere gemeenten, die voor deze hulpverlening in ieder geval 100 uur afgeven. Dit leidt ertoe dat [gezinsbehandeling] de hulpverlening niet kan starten. Zij kiezen ervoor om éérst duidelijkheid te krijgen over de financiering en wensen te voorkomen dat het hulpverleningstraject door gebrek aan uren halverwege afgebroken moet worden. De GI heeft dit probleem bij gemeente Breda aangekaart. Gemeente Breda handhaaft haar standpunt. De jeugdbeschermer heeft voormeld probleem ook intern onder de aandacht gebracht. Op managementniveau wordt hierover verder gesproken.
4.4. Andere ontwikkelingen waarvan de GI de kinderrechter melding wil maken is dat er recent een nieuwe melding over het gezin is binnengekomen bij Veilig Thuis. De buren hebben in dat kader signalen geuit over schreeuwen en verbale agressie in huis. De ouders ontkennen dat daarvan sprake was. Daarnaast heeft de vader sinds kort een eigen woning. Voor [minderjarige 1] geeft dit een stukje onduidelijkheid.
4.5. De GI acht een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig. Hoewel de GI bij de ouders bereidwilligheid ziet om aan de zorgen te werken, wordt ook gezien dat er nog veel onduidelijkheid is. Hulpverlening vanuit [gezinsbehandeling] is nog niet begonnen en er is een nieuwe melding van Veilig Thuis. Bezien moet worden hoe de ouders de hulpverlening van [gezinsbehandeling] op gaan pakken en hoe zij daarop reageren. In het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden spreekt de GI vertrouwen uit richting de ouders dat zij daarna in een vrijwillig kader verder kunnen.
5 Het standpunt van belanghebbende en informant
5.1. De moeder brengt, samengevat, naar voren dat het goed vindt dat er een jeugdbeschermer betrokken is, hoewel zij ook anders had gehoopt. De jeugdbeschermer kan alles regelen met de gemeente en Veilig Thuis. Het is voor de moeder teveel om dit zelf te doen. De moeder vindt het niet erg dat andere mensen haar komen helpen. Hier kan zij juist van leren.
5.2. De vader brengt, samengevat, naar voren dat hij het lastig vindt dat er nog geen uitvoering is gegeven aan de ondertoezichtstelling. Daarnaast doet het hem pijn dat de buren een meldingen maken bij Veilig Thuis. De datum waarover de melding gaat, is een dag waarop ouders niet eens thuis waren. Volgens de vader is een ondertoezichtstelling eigenlijk niet nodig, al is het wel goed dat de ouders therapie krijgen zodat zij meer op een lijn komen met elkaar.
6 De beoordeling
Wat zegt de wet?
6.1. Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2. Volgens het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
6.3. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig wordt bedreigd. Door allerlei personele omstandigheden aan de zijde van de GI is de ondertoezichtstelling niet of nauwelijks van de grond gekomen. Dit ligt buiten de schuld van de ouders. Dit maakt dat de onvoldoende heeft gedaan om tot een realisering te komen van de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen. De ontwikkelingsbedreiging is daarmee in stand gebleven. Dit maakt dat een verlening van de ondertoezichtstelling ook passend is. Immers, niet kan worden vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging is afgenomen.
6.4. De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling kennisgenomen van de laatste stand van zaken; er is een aanmelding geweest bij [gezinsbehandeling] en de vader heeft een eigen woning. Ten aanzien van hulpverlening vanuit [gezinsbehandeling] heeft de GI haar zorgen geuit over de financieringsproblemen die daarin een rol spelen. Gemeente Breda geeft onvoldoende uren af om deze hulpverlening te laten starten. Dit acht de kinderrechter een zorgelijke ontwikkeling, zeker nu vastgesteld kan worden dat specialistische hulpverlening van [gezinsbehandeling] noodzakelijk is. De kinderrechter onderstreept dan ook de noodzaak van voortvarendheid hierin; essentieel is dat [gezinsbehandeling] op korte termijn start.
6.5. De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening. Eerder is gebleken dat vrijwillige hulpverlening niet van de grond kwam. De ouders hebben belang bij een regiefunctie van de GI, zeker nu financieringsproblemen de inzet van hulpverlening lijken te belemmeren.
6.6. Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.7. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6.8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
7 De beslissing
De kinderrechter:
7.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 10 maart 2026;
7.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2025 door mr. Felix, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 3 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: