ECLI:NL:RBZWB:2025:5917 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437885 / JE RK 25-1338 Datum uitspraak: 22 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Tilburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats 1] , advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven uit Tilburg,
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats 2] .
1 Het verloop van de procedure
1.1. Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
-
de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-
de vader;
-
een vertegenwoordigster van de GI;
-
een medewerkster namens de Raad.
1.3. De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft [minderjarige 1] gebruik gemaakt op 21 augustus 2025. Daarnaast hebben zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] de kinderrechter een brief geschreven. De kinderrechter heeft de aanwezigen voorgehouden wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben geschreven en wat [minderjarige 1] tijdens het gesprek heeft verteld.
2 De feiten
2.1. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3. Bij beschikking van 20 april 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is sindsdien steeds verlengd.
2.4. Laatstelijk, bij beschikking van 28 maart 2025, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 20 april 2025 tot 20 oktober 2025.
2.5. De rechtbank heeft bij beschikking van 7 november 2023 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld: de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd tot het hebben van contact met elkaar, waarbij de regie over de inrichting, uitvoering en uitbreiding van de regeling in handen is van de GI, en waarbij de ontwikkeling en het tempo van de minderjarigen leidend is, een en ander met inachtneming van rechtsoverweging 2.10 van die beschikking.
3 Het verzoek
3.1. De GI verzoekt de door de rechtbank op 7 november 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen als volgt:
- Vader stuurt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een kaartje bij de verjaardag van de kinderen en bij kerst/
oud en nieuw;
-
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] sturen uit eigen initiatief een kaartje naar vader bij de verjaardag van hun vader en bij kerst/oud en nieuw;
-
Wanneer [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit eigen initiatief contact willen met hun vader zullen ze dit
aangeven bij hun moeder;
- Althans een zorgregeling door uw rechtbank in goede justitie te bepalen.
3.2. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4 Het standpunt van de GI
4.1. Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in het verleden getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Na de scheiding van de ouders hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee jaar geen structureel contact gehad met de vader. In 2021 hadden zij eens per twee weken op zondag tussen 10:00 en 18:00 uur onbegeleid contact. De moeder heeft wegens aanhoudende zorgen de contactregeling stopgezet. De GezinsManager is vervolgens met begeleide omgang gestart. Dit ging goed. De rechtbank heeft daarna, in 2023, de regie over het contact bij de GI belegd, waarbij is bepaald dat de ontwikkeling en het tempo van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarin leidend is.
4.2. Tijdens de ondertoezichtstelling heeft de GI overleg gehad met verschillende hulpverleningsorganisaties om passende zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te organiseren. Zo is [hulpverlening] betrokken bij [minderjarige 1] en is [jeugdzorg] in mei 2024 gestart met een ouderschapsbemiddelingstraject. Er is zicht gekomen op belemmeringen bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hieruit is gebleken dat er bij [minderjarige 2] geen verdere belemmeringen zijn ten aanzien van het contact met de vader. Bij [minderjarige 1] spelen traumatische herinneringen wel een rol. Daarnaast is geconcludeerd dat beide ouders zorgen hebben over de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de andere ouder. Bij [jeugdzorg] is verder gewerkt aan solo parallel ouderschap.
4.3. In maart 2025 meldt moeder de GI dat er geruime tijd geen omgang is geweest tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Er is een probleem ontstaan over het terugbrengen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , omdat de relatie van de vader is verbroken en zijn ex een rol speelde bij het vervoer. Het is de ouders niet gelukt om hierin met [jeugdzorg] tot een oplossing te komen. Vanuit beide ouders ontstaat een impasse. Zij weten hierin beiden niet te schipperen. Tot op heden is er vanuit [jeugdzorg] en de vader geen uitleg gegeven aan de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over het stoppen van het contactherstel. [jeugdzorg] heeft met de ouders communicatieafspraken opgesteld zonder uitvoering van de contactregeling op de wijze zoals de GI in deze zaak verzoekt.
4.4. In de visie van de GI laat de vader onvoorspelbaar gedrag zien in (de continuïteit van) het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit zorgt bij hen voor spanningen. [minderjarige 1] ervaart zowel op school als thuis op verschillende momenten een hoge mate van spanning, dat zich uit in boosheid en woedeaanvallen. Deze boosheid kan [minderjarige 1] zowel fysiek als verbaal uiten. [minderjarige 2] laat in tegenstelling tot [minderjarige 1] , geen externaliserend gedrag zien. Toch geldt het verzoek ook voor [minderjarige 2] , omdat de onduidelijkheid hem ook raakt.
4.5. De GI sluit aan bij de conclusie van [jeugdzorg] ; op dit moment heeft de vader niet de mogelijkheden of de keuze kunnen maken om zich aan gestelde afspraken te houden. Een mogelijke wens om tot contactherstel te komen kan gerealiseerd worden wanneer dit vanuit de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt. Het is aan de vader om te komen tot een stabiele situatie. Het patroon van contactherstel en contactverlies heeft zich in de afgelopen jaren meermaals herhaald, waardoor de onduidelijkheid bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] blijft. De GI is van mening dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] perspectief moeten krijgen in wat zij structureel in het contact met hun vader kunnen verwachten.
4.6. Desgevraagd bevestigt de GI dat het niet de bedoeling is om de ondertoezichtstelling te verlengen. De regie over de contactregeling moet terug naar de ouders. Het is aan hen om verdere afspraken te maken en de contactregeling zoals deze wordt bepaald verder uit te voeren. De GI kan niet in beeld blijven om dat te (blijven) monitoren. De ondertoezichtstelling is daar niet voor bedoeld.
5 Het standpunt van belanghebbenden en het advies van de Raad
5.1. Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat de verhouding tussen de ouders vanaf de scheiding onrustig is geweest. In de afgelopen jaren is het contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onstabiel geweest. De vader laat een patroon zien waarbij contact eerst wordt opgebouwd en er vervolgens geen contact meer is. Ingezette hulpverlening vanuit De GezinsManager heeft geen oplossing kunnen bieden en het Uniform Hulp Aanbod is mislukt. Ook [jeugdzorg] ziet geen mogelijkheden meer. Dat de vader een moeilijke persoonlijke situatie heeft, maakt niet dat hij geen verantwoordelijkheden heeft. Van de onstabiele situatie in het contact hebben de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last. Voor [minderjarige 1] , die thuis en op school spanningen en boosheid laat zien, is traumatherapie ingezet. De situatie van wel en dan weer geen contact speelt nu zes jaar en gaat ten koste van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het is in hun belang om duidelijkheid te krijgen over wat zij van de vader kunnen verwachten. De moeder verzet zich dan ook niet tegen het verzoek. Hoewel het aan de vader zelf is om zich over de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te laten informeren, bijvoorbeeld via school, staat de moeder er, daarover bevraagd door de kinderrechter, voor open om de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te informeren. De vader kan die informatie dan gebruiken bij het schrijven van een kaartje. Bij [jeugdzorg] is er niets over een informatieregeling afgesproken. Wanneer de ondertoezichtstelling afloopt moet de zaak worden overgedragen naar een jeugdprofessional, zodat de situatie gemonitord kan blijven.
5.2. De vader brengt, samengevat, naar voren dat hij het niet eens is met het verzoek. Er waren in het (door moeder niet ondertekende) ouderschapsplan afspraken gemaakt over het contact. Dit ging ook goed. Het einde van de relatie van de vader en het bericht dat zijn moeder kanker had, waarover de vader niets mocht zeggen, maakte dat het contact stopte. Genoemde personen speelden een rol in het vervoer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , omdat de moeder geen direct contact met de vader wil. De vader wilde ook niet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hem op een kwetsbaar moment zouden zien. De vader heeft meerdere voorstellen gedaan om dit op te lossen, maar daarop kwam van de moeder nooit een tegenvoorstel. Steeds krijgt hij het gevoel dat de moeder hem in een kwaad daglicht wil zetten. Zo worden er aan de kinderrechter aangiften overgelegd, maar wordt niet gemeld dat de vader nadien is vrijgesproken. In de visie van de vader heeft hij geen kans gehad om er voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te zijn. Het enige wat hij wil is een fatsoenlijk contact met zijn zoons. Met een beperkt fysiek contact, bijvoorbeeld een zaterdagmiddag in de maand, is hij al blij.
5.3. De Raad adviseert de kinderrechter, samengevat, als volgt. Net als de GI maakt de Raad zich zorgen over de patronen die de vader in het contact laat zien. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] blijven altijd in onzekerheid of het contact met hun vader iets blijvends is. Dit patroon is schadelijk voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . In zoverre kan de Raad het verzoek van de GI volgen. Dit creëert duidelijkheid. Echter, er mist een waarborg. De contactregeling van drie kaartjes per jaar (twee vanuit de vader, een vanuit [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) is erg beperkt. Waarom is niet mogelijk om maandelijks contact te hebben via een kaartje? Belangrijk is daarbij wel dat de moeder de vader informatie geeft over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zodat de vader daar bij het schrijven gebruik van kan maken. Daarnaast moet steeds bekeken worden hoe [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een kaartje reageren en of zij op een gegeven moment het fysiek contact met de vader weer kunnen oppakken. Dit moet door hulpverlening, zoals het CJG, worden opgepakt. Het CJG kan de situatie monitoren als de ondertoezichtstelling stopt. Daarin kan ook de voortgang van [minderjarige 1] worden betrokken. Wellicht kan er contact zijn met de vader wanneer [minderjarige 1] steviger in zijn schoenen staat en zijn persoonlijke hulpverlening is voltooid. Een strakke overdracht van deze zaak naar hulpverlening in het vrijwillig kader is dan ook vereist. Op dit moment ziet de Raad geen mogelijkheid voor een fysiek contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
6 De beoordeling
Wat zegt de wet?
6.1. Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
6.2. De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Inhoudelijke beoordeling
6.3. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderrechter op dit moment onvoldoende geïnformeerd is om definitief op het verzoek te kunnen beslissen. De kinderrechter sluit zich aan bij het advies van de Raad; de door de GI voorgestelde contactregeling biedt te weinig waarborgen én is te minimaal:
A. Zo is gebleken dat er tussen de ouders geen informatieregeling is afgesproken, wat maakt dat de vader - anders dan de schoolresultaten - geen informatie over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft en hij niet kan aansluiten bij wat er in hun leven speelt. Dit maakt het schrijven van een kaartje moeilijk. Om het schrijven van een kaartje mogelijk te maken dient er een informatieregeling tussen de ouders te bestaan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder openstaat voor het afspreken van een informatieregeling, waarvan de inhoud, omvang en frequentie verder uitgewerkt dient te worden; B. Onduidelijk is waarom het contact via een kaartje niet frequenter kan plaatsvinden en wat daarin de mogelijkheden zijn en hoe de vader hierin kan worden ondersteund; C. Ook is, nadat de ondertoezichtstelling is afgelopen, onvoldoende gedekt dat de situatie wordt gemonitord. Onduidelijk is of - en hoe - kan worden bezien hoe [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op de kaartjes van de vader reageren, hoe het de vader eventueel duidelijk wordt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op termijn contact zouden willen én welke vervolgstappen er dan kunnen worden gezet en van wie dat kan worden verwacht.
6.4. Alleen al gelet op het voormelde ondersteunt de kinderrechter bij een einde van de ondertoezichtstelling een warme overdracht naar hulpverlening in het vrijwillig kader. De kinderrechter verwijst hierbij kortheidshalve naar hetgeen de Raad hierover heeft geadviseerd.
6.5. Hoewel het de kinderrechter vrijstaat om een andere contactregeling te bepalen, bieden de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling daarvoor onvoldoende basis; niet inzichtelijk is wat er praktisch mogelijk is en waarover ouders wellicht ook overeenstemming kunnen bereiken. Bovendien wenst de kinderrechter de ouders en de GI in de gelegenheid te stellen hierover gezamenlijk na te denken en mogelijk tot een oplossing te komen.
Verdere voortgang
6.6. Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter de zaak voor een korte periode aanhouden en een nieuwe mondelinge behandeling bepalen. Daarmee wordt de GI in de gelegenheid gesteld om het in rechtsoverweging 6.3 onder A, B en C genoemde te verduidelijken, verder uit te werken en het verzoek daar eventueel op te wijzigen c.q. aan te vullen.
6.7. De kinderrechter heeft de nieuwe mondelinge behandeling bepaald op donderdag [datum] 2025 om [uur], welke datum tot stand is gekomen in overleg met de advocaat van de moeder.
6.8. De GI dient de kinderrechter uiterlijk één week voorafgaand aan voormelde zittingsdatum schriftelijk, onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaat van de moeder, de vader én de Raad te informeren over:
-
het in rechtsoverweging 6.3 onder A, B en C genoemde;
-
het standpunt over het aangehouden verzoek (wordt het verzoek gehandhaafd, aangevuld of ingetrokken?);
-
eventuele andere belangrijke ontwikkelingen in deze zaak.
6.9. Het staat de (advocaat van) de moeder, de vader en de Raad vrij om, indien gewenst, voorafgaand aan de mondelinge behandeling al schriftelijk op het verslag van de GI te reageren. Dit is niet verplicht.
6.10. Voor de goede orde merkt de kinderrechter op dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet opnieuw zullen worden gevraagd om hun mening kenbaar te maken in een kindgesprek of via een brief.
6.11. Dit leidt tot de volgende beslissing.
7 De beslissing
De kinderrechter:
7.1. houdt het verzoek aan tot de mondelinge behandeling – met gesloten deuren – van **[datum] 2025 te [uur]**bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Felix), in het gerechtsgebouw gelegen aan de Stationslaan 10, 4815 GW te Breda, in afwachting van het schriftelijk verslag van de GI zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.8;
7.2. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en haar advocaat, de vader en de Raad;
7.3. behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2025 door mr. Felix, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier en op schrift gesteld op 3 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: