Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5842 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 25 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:584225 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummer: C/02/437845 / JE RK 25-1326 Datum uitspraak: 25 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,

over de minderjarigen:

[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats] , (Verenigde Staten) hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] , (Verenigde Staten) hierna te noemen: [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] , advocaat: mr. T.M. Coppes uit Aerdenhout,

[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] , advocaat: mr. C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers uit Eindhoven.

De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  1. De feiten

2.1. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.2. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.

2.3. De ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn Amerikaans burger.

2.4. Momenteel zijn de ouders verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Deze procedure is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer C/02/424401 FA RK 24-3156.

2.5. Voor zover hier van belang hebben partijen afspraken met elkaar gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, welke afspraken zijn vastgelegd in de verbeterde beschikking van 12 maart 2025.

3 Het verzoek

3.1. De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4 Het standpunt van de ouders

4.1. Namens de vader bericht mr. Van der Vegt-Boshouwers dat hij instemt met het verzoek en de zaak schriftelijk kan worden afgedaan.

4.2. Namens de moeder bericht mr. Coppens dat ook zij akkoord is met het verzoek en een schriftelijke afdoening van de zaak.

5 De beoordeling

5.1. Gelet op de berichtgeving van de raadslieden van de ouders, waarin zij aangeven akkoord te zijn met het verzoek en de zaak schriftelijk kan worden afgedaan, en de overlegde stukken ziet de kinderrechter zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen op het verzoek. zonder mondelinge behandeling. Dit betekent dat de zaak op grond van de stukken kan en zal worden afgedaan.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.2. De ouders en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn Amerikaans burger. Hierdoor heeft deze zaak een internationaal karakter.

5.3. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek. Op dezelfde grond zal de kinderrechter het Nederlandse recht toepassen.

Wat toetst de kinderrechter?

5.4. Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

Inhoudelijke beoordeling

5.5. Uit de overlegde stukken is gebleken dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter acht het zorgelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tezamen met de ouders voor een langere periode in een gespannen sfeer zijn opgegroeid. Tussen de ouders was sprake van ruzies. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn hiervan getuige geweest. Politiebetrokkenheid is eerder noodzakelijk geweest. Daarnaast zijn zowel de vader als de moeder plotseling uit huis vertrokken en is het daarbij voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onduidelijk geweest of en hoe lang het zou duren voordat zij hen weer zouden zien. Dit is zeer ingrijpend en vormt een ontwikkelingsbedreiging als het gaat om het gevoel van veiligheid en de hechting. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen zich in dergelijke situaties immers afvragen aan wie zij mogen hechten en van wie zij mogen houden. Een punt van zorg is verder dat de ouders over de hoofden van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ruzie maken over in welk land zij zich moeten vestigen.

5.6. De ouders voeren nog altijd een strijd met elkaar. Deze strijd is door rechtszaken verhard en gejuridiseerd. De ouders hebben de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarmee niet voorop gezet. De vader én de moeder zijn zichzelf verloren in de strijd. Dat zij geen vertrouwen in elkaar hebben als opvoeder en elkaar wantrouwen, draagt hieraan niet bij. Beiden hebben de angst dat de ander de kinderen van hen af zal nemen.

5.7. Naar het oordeel van de kinderrechter is uit de overgelegde stukken tevens gebleken dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging niet of onvoldoende kan worden weggenomen met hulpverlening in het vrijwillig kader. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat uit de overlegde stukken is gebleken dat de moeder hulpverleningsinstanties wantrouwt en zij uitspreekt, althans eerder uitsprak, met rust gelaten te willen worden. Ook heeft de kinderrechter, gelet op de verhouding tussen de ouders, er geen vertrouwen in dat zij met elkaar in een vrijwillig kader afspraken kunnen maken over noodzakelijk geachte hulpverlening. De kinderrechter overweegt dat een rol van de GI als regievoerder in het gezin noodzakelijk is om het tij te keren en de situatie positief en duurzaam te veranderen. De ouders hebben duidelijke en strakke kaders nodig.

5.8. Het voorgaande leidt ertoe dat de kinderrechter van oordeel is dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter zal [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dan ook onder toezicht stellen van de GI voor de duur van een jaar. De kinderrechter acht deze periode passend.

Doelen

5.9. Als doelen waaraan binnen de ondertoezichtstelling gewerkt dient te worden, worden aangemerkt:

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben voorspelbaar, veilig en onbelast contact met hun

beide ouders;

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogen gewoon kind zijn en worden bij het opgroeien

niet belast met volwassenproblematiek / strijd tussen ouders.

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen thuis de aandacht, liefde, structuur en

ondersteuning die hij nodig heeft om tot ontwikkeling te komen;

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een schoon en opgeruimd huis, waar zij de

vrijheid hebben om zich te ontwikkelen en vrij te kunnen spelen.

5.10. Gelet op de (culturele) achtergrond van de ouders vertrouwt de kinderrechter er op dat de GI hen op een passende manier zal begeleiden en ondersteunen bij het behalen van de doelen en wanneer zij meer uitleg nodig hebben, deze hen zal worden gegeven.

Uitvoerbaar bij voorraad

5.11. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.12. Dit leidt tot de volgende beslissing.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur met ingang van 25 augustus 2025 tot 25 augustus 2026;

6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De beschikking is gegeven door mr. Felix en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: