ECLI:NL:RBZWB:2025:5730 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/438594 / JE RK 25-1448 Datum uitspraak: 15 augustus 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de GI.
Over
[het ongeboren kind], hierna te noemen: de nog ongeboren baby.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] , advocaat mr. R.T.K. Davidse te Middelburg.
1 Het nadere verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 6 augustus 2025 en alle daarin genoemde en opgenomen stukken.
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
2 De feiten
2.1. De moeder is zwanger van de nog ongeboren baby. Zij is uitgerekend op 15 september 2025.
2.2. Niet bekend is wie de vader van de nog ongeboren baby is.
2.3. Bij beschikking van 7 juli 2025 is de nog ongeboren baby voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 7 juli 2025 en tot 21 juli 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 18 juli 2025.
2.4. Bij beschikking van 7 juli 2025 is de voorlopige ondertoezichtstelling van de nog ongeboren baby verlengd met ingang van 21 juli 2025 en tot 7 oktober 2025.
2.5. Bij beschikking van 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de nog ongeboren baby in een voorziening voor 24-uurs zorg verleend met ingang van 6 augustus 2025 en tot 20 augustus 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 15 augustus 2025.
3 Het verzoek
3.1. De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van de nog ongeboren baby in een voorziening voor 24-uurs zorg te verlenen voor de duur van drie maanden vanaf het moment van geboorte en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.
3.2. Aan de orde is de vraag of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven voor herroeping van de beschikking van 6 augustus 2025 met ingang van heden, alsmede het resterende deel van bovengenoemd verzoek van de GI om voor de nog ongeboren baby een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor 24-uurs zorg te verlenen, met ingang van 20 augustus 2025 en tot 7 oktober 2025.
4 De standpunten
4.1. De GI handhaaft het verzoek. In aanvulling op het verzoekschrift heeft de GI toegelicht dat de moeder de kans heeft gekregen om op de Dubbel Diagnose-afdeling van [accommodatie 1] te verblijven, maar dat zij direct is weggelopen en onder invloed van middelen bij de snelweg in de buurt van [plaats 2] is aangetroffen. De moeder is daarna aangehouden en heeft twee weken in detentie gezeten. Op dit moment verblijft de moeder bij de medische psychiatrische unit van [ziekenhuis 1] in [plaats 1] , hetgeen een gesloten setting is. Het is de bedoeling dat de moeder in [ziekenhuis 2] gaat bevallen, waar de baby na de bevalling twee weken moet blijven gelet op de zorgen met betrekking tot de komst van de baby waaronder dat de moeder gedurende de hele zwangerschap middelen heeft gebruikt en meermaals is teruggevallen in het gebruik. Er is sprake van een groeiachterstand en vanwege de zorgen moet de moeder mogelijk vervroegd bevallen. Verder staan de moeder en de nog ongeboren baby (opnieuw) op de wachtlijst bij [verslavingszorg], het is onduidelijk of er tijdig plek is. Om naar [verslavingszorg] te mogen, moet de moeder gedurende twee weken één keer per week aantonen dat zij clean is. Als dat niet lukt, moet de moeder eerst detoxen. Gezien het verleden is het de inschatting van de GI dat het voor de moeder lastig kan zijn om clean te blijven, zeker op het moment dat zij in een open setting verblijft. Gelet op de kwetsbaarheid van de nog ongeboren baby, de toegenomen zorgen en de onduidelijkheden en onzekerheden rondom de bevalling waaronder wanneer de baby wordt geboren en of er (tijdig) plek bij [verslavingszorg] is, vindt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van de nog ongeboren baby noodzakelijk. Het is van belang dat er spoedig kan worden gehandeld op het moment dat het toch misgaat en de veiligheid van de baby in het geding is.
4.2. De moeder geeft aan dat het goed gaat met haar en de nog ongeboren baby. Het liefst wil zij dat de nog ongeboren baby bij haar kan blijven en dat lijkt mogelijk te zijn, zolang de moeder clean blijft. De moeder ziet dit als een tweede kans en daar is zij erg blij mee. Zij heeft er vertrouwen in dat zij clean blijft; de moeder heeft geen zucht en doet alles voor haar kind. Zolang de moeder clean blijft en zich aan de regels houdt, vindt zij dat er geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig is. Als de moeder toch middelen gaat gebruiken, kan zij wel instemmen met de machtiging. Dat is nu niet het geval. Het is de bedoeling dat de moeder na de bevalling met de baby gedurende twee weken in het ziekenhuis verblijft en dat zij daarna naar [verslavingszorg] gaan, mits de moeder clean blijft en dit ook kan aantonen.
4.3. Namens de moeder heeft de advocaat toegelicht dat de moeder middels een crisismaatregel in [ziekenhuis 1] verblijft en dat op 18 augustus 2025 het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt behandeld, waartegen de moeder zich niet zal verzetten. Sinds [accommodatie 2] is de moeder clean en gaat het beter met haar; de moeder is gemotiveerd en komt de afspraken met de zorgverleners na. Zij vindt een machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig, omdat zij – zeker met het vangnet vanuit de zorgmachtiging – ervan overtuigd is dat zij clean blijft. De moeder gaat er vanuit dat zij na de bevalling samen met de baby in het ziekenhuis zal blijven en dat zij daarna naar [verslavingszorg] zullen gaan. Als dit toch niet lukt of het misgaat, wil de moeder dat de uithuisplaatsing zo kort als mogelijk duurt en dat de baby als netwerkplaatsing bij haar broer wordt geplaatst.
5 De beoordeling
Spoedbeslissing machtiging tot uithuisplaatsing
5.1. Bij beschikking van 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor 24-uurs zorg verleend met ingang van 6 augustus 2025 en tot 20 augustus 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende(n). De belanghebbende(n) zijn op 15 augustus 2025 gehoord.
5.2. De kinderrechter dient in beginsel te beoordelen of er nieuwe feiten dan wel omstandigheden naar voren zijn gekomen die maken dat de spoedbeslissing van 6 augustus 2025 moet worden herroepen. De kinderrechter stelt vast dat uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, volgt dat van het voorgaande geen sprake is en dat daarom de spoedbeslissing niet wordt herroepen en daarmee zijn werking dient te behouden.
Inhoudelijke beoordeling resterende deel van het (spoed)verzoek
5.3. Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.4. De kinderrechter zal het resterende deel van het (spoed)verzoek tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing van de nog ongeboren baby in een voorziening voor 24-uurs zorg tot het einde van de voorlopige ondertoezichtstelling toewijzen, te weten met ingang van 20 augustus 2025 en tot 7 oktober 2025. De kinderrechter zal het meer of anders verzochte afwijzen. Hij legt dit hierna uit.
5.5. Het is de kinderrechter gebleken dat de moeder op dit moment bij [ziekenhuis 1] verblijft en dat het de bedoeling is dat zij (mogelijk vervroegd) in [ziekenhuis 2] zal bevallen, waarna de baby ter observatie twee weken in het ziekenhuis zal moeten blijven. Daarna zullen de moeder en de baby naar [verslavingszorg] gaan, mits er plek is en de moeder clean blijft en dit ook gedurende twee weken één keer per week bij [verslavingszorg] heeft aangetoond. Ten tijde van de mondelinge behandeling is het nog onzeker of er (tijdig) plek voor de moeder en de nog ongeboren baby bij [verslavingszorg] is, aangezien zij nu nog op de wachtlijst staan en het onduidelijk is wanneer de baby zal worden geboren. Daar komt bij dat er veel zorgen rondom de komst van de baby zijn en dat het om een zeer kwetsbare baby gaat, nu de moeder gedurende de gehele zwangerschap middelen heeft gebruikt. Dit kan zeer schadelijk voor de baby zijn. Ook weegt de kinderrechter mee dat de moeder al jarenlang psychiatrische en verslavingsproblematiek heeft en diverse pogingen heeft gedaan om met behandelingen van haar verslavingen af te komen. Eerder is de moeder acuut in oud gedrag vervallen, zodra zij binnen een behandeling bepaalde vrijheden kreeg. Zo is de moeder recent weggelopen vanuit [accommodatie 1], waarna zij in zeer zorgelijke toestand is aangetroffen en vervolgens twee weken in detentie heeft gezeten. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij sinds de detentie clean is en ook gemotiveerd is om clean te blijven. Zij heeft er vertrouwen in dat het lukt, zeker met het vangnet vanuit de zorgmachtiging. De kinderrechter vindt het heel knap dat de moeder zo gemotiveerd is en geeft de moeder daarvoor een compliment. Gelet op dat de situatie rondom de baby zeer kwetsbaar, zorgelijk en onzeker is en de moeder eerder niet bij machte is gebleken om (in een open setting) clean te zijn en/of te blijven, is de kinderrechter echter van oordeel dat direct ingrijpen na de geboorte van de baby toch noodzakelijk kan zijn om de baby veilig en stabiel te kunnen laten ontwikkelen. Daarom zal de kinderrechter in het belang van de verzorging en opvoeding van de nog ongeboren baby de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor 24-uurs zorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling verlenen, te weten tot 7 oktober 2025. Hierbij merkt de kinderrechter op dat tijdens de mondelinge behandeling met de aanwezigen is besproken dat de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van de nog ongeboren baby alleen zal gebruiken als hier (plotseling) aanleiding voor bestaat en de veiligheid van de baby in het geding is.
5.6. De kinderrechter merkt de thans nog ongeboren baby op grond van artikel 1:2 BW aan als reeds geboren, omdat dit in het belang van de baby is.
5.7. Ook verklaart de kinderrechter de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat. De kinderrechter doet dit, omdat het voor de ontwikkeling van de baby noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
6 De beslissing
De kinderrechter:
6.1. beschouwt het ongeboren kind als geboren;
6.2. verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de nog ongeboren baby in een voorziening voor 24-uurs zorg met ingang van 20 augustus 2025 en tot 7 oktober 2025;
6.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. wijst het meer of anders verzochte af.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: