Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5630 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 23 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:563023 juli 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummer: C/02/437887 / JE RK 25-1339

Datum uitspraak: 23 juli 2025

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Tilburg, hierna te noemen GI,

over

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] , advocaat mr. C.C.J. Mouwen te Tilburg.

De kinderrechter merkt als informanten aan:

[de moeder], hierna te noemen de moeder [de vader], hierna te noemen de vader.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 23 juli 2025.

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • [minderjarige] met zijn advocaat;

  • een vertegenwoordiger van de Raad;

  • een vertegenwoordiger van de GI.

De kinderrechter heeft bijzondere toestemming verleend voor de aanwezigheid van de begeleidster van [minderjarige] .

2 De feiten

2.1. Bij beschikking van 12 oktober 2020 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant.

2.2. [minderjarige] verblijft bij een accommodatie jeugdhulpaanbieder.

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 juli 2025 (zaaknummer C/02/437883 / JE RK 25-1337) het verzoek van de GI om een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie afgewezen.

3 Het verzoek

3.1. GI verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.

4 De standpunten

4.1. De GI voert aan dat de zorgen omtrent [minderjarige] in de afgelopen periode fors zijn toegenomen. [minderjarige] houdt zich niet aan de afspraken op de groep, laat zich nauwelijks begrenzen, loopt veelvuldig weg en begeeft zich op die momenten in onveilige situaties voor hem of anderen. De invloed van de pedagogisch medewerkers op [minderjarige] is minimaal geworden. [minderjarige] houdt zich voornamelijk staande door te vluchten of het aangaan van confrontaties. De fysieke en verbale confrontaties richten zich tot de groepsgenoten en de groepsleiding, waarbij ook huisraad vernield wordt. [minderjarige] zegt dat hij behandeld wil worden, maar moet met grote moeite naar de behandelmomenten bewogen worden. In juni 2025 is er een intensief traumabehandelingstraject ingezet, maar dit heeft niet geleid tot het gewenste effect op het gedrag van [minderjarige] . [minderjarige] is sindsdien aangehouden door de politie voor bedreiging met een mes en ook is hij meermaals dreigend geweest naar groepsgenoten. [minderjarige] trekt inmiddels volledig zijn eigen plan en is ’s-nachts niet op de groep, zonder dat bekend is waar hij dan wel verblijft. [minderjarige] is een kwetsbare jongen en is makkelijk te beïnvloeden. Er komen meldingen binnen van diefstal, heling, gebruik van middelen en drank. De incidenten worden steeds heftiger van aard. De GI wijst op het verslag van Sterk Huis, waarin een overzicht is opgenomen van de incidenten die zich sinds januari 2025 hebben voorgedaan. [minderjarige] heeft recent midden in de nacht brand gesticht op het terrein van Sterk Huis. [minderjarige] heeft daarbij vapes en deodorantbussen in het vuur gegooid voor extra knal en vuur effect. De groepsleiding heeft de brand op tijd ontdekt, maar dit had ook kunnen leiden tot slachtoffers en enorme schade, gezien de enorme droogte en de ligging van het terrein in een bosrijk gebied. De plaatsing van [minderjarige] op de groep is onhoudbaar geworden, nu de veiligheid van [minderjarige] , de groepsgenoten en de groepsleiding niet meer geborgd kan worden. De GI vind een plaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp dringend noodzakelijk. Op de behandelgroep zijn er te weinig middelen om het gedrag van [minderjarige] in goede banen te leiden. De behandelgroep is ook niet meer bereid om [minderjarige] terug te nemen. [minderjarige] is overgeplaatst naar een crisisplek bij de [zorginstelling] . Ook op deze groep zorgt [minderjarige] voor veel angst en onrust. Volgens de GI moet het gedrag van [minderjarige] gestabiliseerd worden. Dit kan alleen als hij wordt geplaatst in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, waar hem duidelijke kaders en grenzen geboden worden. Volgens de GI is een plaatsing van [minderjarige] bij [accommodatie] in [plaats 1] het meest passend. Op dit terrein kan [minderjarige] vanuit de gesloten accommodatie werken naar een open groep. Ook is er een ruim aanbod van therapieën, waar [minderjarige] van kan profiteren. De GI verwacht dat [minderjarige] nog jaren behandeling nodig heeft, om zijn trauma’s te kunnen verwerken. Volgens de GI schildert [minderjarige] zijn verhaal mooier af, dan wat de werkelijkheid is. [minderjarige] heeft bij de GI steeds gevraagd om hem weg te halen bij de [zorginstelling] , bij een eerdere plaatsing. [minderjarige] kan ook niet terug naar de vorige groep. [minderjarige] heeft volgens de GI totaal geen inzicht in wat hij oproept bij de groepsgenoten en de groepsleiding. [minderjarige] is zo ver over alle grenzen heen gegaan, dat alleen een plaatsing in een gesloten accommodatie nog haalbaar is. De GI ziet op dit moment geen andere mogelijkheden meer voor [minderjarige] .

4.2. [minderjarige] heeft, in het bijzijn van zijn advocaat, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. In dat gesprek heeft hij verteld dat hij erg geschrokken is van het verzoek van de GI. [minderjarige] heeft er nooit bij stilgestaan, dat hij door zijn gedrag gesloten geplaatst zou gaan worden. Inmiddels is [minderjarige] overgeplaatst naar een crisisplaats bij de [zorginstelling] in [plaats 2] . [minderjarige] zou graag teruggeplaatst willen worden naar een behandelgroep. De groep waar hij verbleef, was een long stay groep. Het verschil is voor [minderjarige] hoe er wordt ingezet op behandeling. Hij wil aan zichzelf werken en leren om met leeftijdsgenoten om te gaan. [minderjarige] wil zijn leven verder opbouwen en uiteindelijk naar zelfstandigheidstraining gaan. Hij beseft dat de GI hem wil helpen. [minderjarige] heeft bij de politie een nacht in de cel doorgebracht. Hij heeft zich toen gerealiseerd, dat hij dat nooit meer wil. [minderjarige] vindt het lastig dat hij verschillende soorten therapie tegelijk moet volgen. Hij denkt dat de groepsleiding er van uit gaat, dat hij dat allemaal tegelijk wel aan kan, terwijl het veel van hem vraagt. [minderjarige] heeft op momenten een uitlaatklep nodig en loopt dan weg van de groep. Hij wil dan met iemand kunnen praten over wat het allemaal met hem doet. [minderjarige] wil liever niet meer, dat er zoveel wordt doorgevraagd in de therapie. Hij moet daarvoor dieper bij zijn gevoel komen en hij is dan bang voor een emotionele uitbarsting. [minderjarige] vindt dat er meer en beter naar hem geluisterd moet worden. Volgens [minderjarige] heeft hij PMT nodig en echte praattherapie. Hij heeft van de EMDR therapie alleen maar last gehad. Dit heeft hij bij de groepsleiding verschillende keren aangegeven, maar er werd niet naar hem geluisterd. [minderjarige] heeft een goede band met zijn huidige PMT-therapeut. Deze therapeut weet tot hoever hij bij [minderjarige] kan gaan. De therapie kan volgens [minderjarige] verder opgebouwd worden en daarna kan er gekeken worden welke behandeling er nog nodig is, om [minderjarige] steviger in zijn schoenen te laten staan. [minderjarige] zou graag eerst met de groepsleiding willen praten om aan te geven, waar zij bij hem rekening mee moeten houden en wat zijn grenzen zijn. Ook wil hij afspraken maken over wat hij kan doen, als hij boos wordt. [minderjarige] wil absoluut niet opgesloten worden. Hij wil nog een laatste kans krijgen om te laten zien dat hij op een open groep kan blijven wonen. Hij weet zelf het beste hoe hij zichzelf kan helpen. [minderjarige] wil graag een stem hebben in het bepalen van zijn behandelplan. Het is wel tot hem doorgedrongen dat hij zijn gedrag moet veranderen. Hij wil zich inzetten om zijn behandeling goed te laten verlopen. De advocaat van [minderjarige] licht nog toe dat [minderjarige] er grote moeite mee heeft, dat hij niet goed begrepen wordt. [minderjarige] probeert duidelijk te maken wat hij nodig heeft om tot behandeling te kunnen komen. De PMT-therapeut luistert wel naar wat [minderjarige] nodig heeft. Volgens de advocaat weet [minderjarige] dat zijn gedrag onacceptabel was. Hij beseft nu dat er consequenties zijn aan zijn gedrag. De nacht die [minderjarige] in de politiecel heeft doorgebracht, heeft diepe indruk op hem gemaakt. Hij weet nu wat het betekent om opgesloten te zijn. Volgens de advocaat zal een plaatsing in een gesloten accommodatie alleen maar een negatief effect hebben op [minderjarige] . Hij weet heel goed wat er van hem verwacht wordt, maar zoekt daarin de grenzen op. Hij verdient een laatste kans om te laten zien, dat hij zich wel aan de afspraken gaat houden. [minderjarige] weet nu wat de gevolgen zullen zijn, als hij dat niet doet. Als hij zich dan opnieuw niet aan de afspraken houdt, dan is hij zelf verantwoordelijk voor de gevolgen die daaraan verbonden worden. Primair vraagt zij dan ook afwijzing van het verzoek van de GI. Subsidiair vraagt de advocaat van [minderjarige] om een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie te verlenen, wat dan als stok achter de deur kan fungeren. Meer subsidiair vraagt de advocaat namens [minderjarige] om goed met hem te bespreken wat het doel is van de plaatsing in een gesloten accommodatie. Als dit niet gebeurt, zal de plaatsing hem niet helpen. Hij zal dan hetzelfde gedrag laten zien, omdat hij zich zo onbegrepen voelt. [minderjarige] wil volgens de advocaat het liefste bij de [zorginstelling] blijven, zodat hij de PMT-therapie kan voortzetten. De advocaat acht [minderjarige] goed in staat om zelf in te schatten wat hem echt helpt. Een plaatsing in een gesloten accommodatie is bovendien een ultimum remedium. Volgens de advocaat zijn nog niet alle kansen voor [minderjarige] benut. Hij vraagt om een stem en om gehoord te worden. Hij denkt dat hij het nu wel kan overzien. Het gesprek met de kinderrechter heeft grote indruk op hem gemaakt. De advocaat vraagt namens [minderjarige] bij toewijzing van het verzoek om de machtiging in duur te beperken, zodat [minderjarige] kan laten zien dat hij aan zichzelf werkt en dat niet de hele verzochte duur nodig is.

4.3. De Raad ziet dat de GI voor een lastig probleem is geplaatst. Het is voor de GI zoeken naar een plaats en behandeling die wel gaan werken voor [minderjarige] . De Raad ziet in de stukken een heel zorgelijk beeld van [minderjarige] . Ondanks de inzet van Sterk Huis om de plaatsing te laten slagen, hebben zich veel en ernstige incidenten voorgedaan, waarbij [minderjarige] betrokken is geweest. Het heeft in ieder geval niet geleid tot een situatie, waarin [minderjarige] voldoende veiligheid in zichzelf heeft kunnen voelen. Deze veiligheid is nodig om tot een basis van vertrouwen te komen en om rust te kunnen vinden. Pas dan kan [minderjarige] leren hoe hij zich kan handhaven in de groep en hoe hij relaties kan opbouwen. De Raad is geschrokken van hoe de incidenten in korte tijd zijn toegenomen en zijn verergerd. [minderjarige] kreeg op de groep één-op-één begeleiding. Als hij nu terug zou kunnen gaan naar de groep, is de kans heel groot dat soortgelijke situaties zich weer voordoen. [minderjarige] heeft zijn gedrag niet in de hand. Daardoor is niet alleen de veiligheid van [minderjarige] , maar ook van de groepsgenoten en de groepsleiding in gevaar. Het is dan niet realistisch om hem nu nog een laatste kans te geven. De Raad kan dan ook achter het verzoek van de GI staan. Gedurende de plaatsing in een gesloten accommodatie kan er met passende middelen gewerkt worden aan stabiliteit en het kaderen van het gedrag van [minderjarige] . Daarna moet er met therapie gewerkt worden aan het verwerken van de trauma’s die [minderjarige] in zijn leven heeft opgelopen.

5 De beoordeling

5.1. De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.[1]

5.2. Uit de stukken en de zitting is gebleken dat [minderjarige] een slimme jongen is, die verbaal heel sterk is. [minderjarige] is echter ook een jongen, die een zeer bewogen leven heeft gekend en die daarin zeer traumatische ervaringen heeft beleefd. Er zijn hem enorm nare ervaringen overkomen en aangedaan. Op zeer jonge leeftijd zijn er bij [minderjarige] grenzen overschreden, die nooit overschreden hadden mogen worden. [minderjarige] heeft hierop geen invloed kunnen uitoefenen, maar dit heeft nog steeds grote consequenties voor hem. Deze ervaringen hebben diep ingegrepen in de ontwikkeling van [minderjarige] , waardoor hij gaandeweg steeds meer gedragsproblemen laat zien. Het is voor [minderjarige] heel lastig om grenzen van anderen te herkennen en te respecteren. Dat is verklaarbaar, omdat eerder zijn grenzen niet zijn gerespecteerd, door de personen die dit juist hadden moeten doen. Op dit moment voelt [minderjarige] zich nog niet veilig genoeg, om hulp en behandeling voor zijn gedragsproblemen toe te laten. Hierdoor loopt hij vast in alles wat er in zijn leven gebeurt, maar ook de groepsleiding en de groepsgenoten lopen hier tegenaan. In de afgelopen periode zijn er zowat dagelijks incidenten geweest, waarbij [minderjarige] verbale en fysieke agressie heeft laten zien naar de mensen om hem heen. Deze incidenten nemen toe in frequentie en in dreigend gevaar, waardoor de veiligheid van [minderjarige] , de groepsleiding en de groepsgenoten in het geding is. Dit heeft er toe geleid dat [minderjarige] niet meer welkom is op de groep en ook op de crisisplaats wordt gezien dat zijn gedrag niet meer te handhaven is, ondanks de omstandigheid dat hij hier nog maar heel kort verblijft. Dat maakt dat het geven van nog een laatste kans aan [minderjarige] een gepasseerd station is. Voor een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie is het noodzakelijk dat er een jeugdhulpaanbieder is, die voorziet in een gesloten én een open plaats voor [minderjarige] en die de daaraan verbonden voorwaarden vaststelt. Daarvan is hier geen sprake, zodat de kinderrechter een dergelijke machtiging niet kan verlenen. Bovendien is het voor de kinderrechter duidelijk dat het niet is dat [minderjarige] zich niet aan de grenzen en afspraken wíl houden, maar dat hij het op dit moment niet kán. Een voorwaardelijke machtiging heeft dan het risico direct te mislukken. Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat er geen minder ingrijpend middel beschikbaar is voor [minderjarige] en dat het in zijn belang noodzakelijk is dat hij wordt geplaatst binnen een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Deze plaatsing is nodig om zijn gedrag te begrenzen en te laten stabiliseren. De kinderrechter zal de verzochte machtiging toewijzen voor de duur van drie maanden, gelet op het gegeven dat er nog geen instemmingsverklaring ligt van een gedragswetenschapper die met [minderjarige] gesproken heeft. Ook ontstaat hierdoor een tussentijds toetsmoment, waarop opnieuw kan worden beoordeeld of [minderjarige] binnen de gesloten accommodatie voor jeugdhulp geplaatst moet blijven. De kinderrechter gaat er hierbij vanuit dat de GI uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter, de Raad en de advocaat van [minderjarige] informeert over het verloop van de plaatsing en of het verzoek gehandhaafd blijft. Daarnaast verwacht de kinderrechter van de GI dat deze een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper indient, waarbij [minderjarige] door de gedragswetenschapper in persoon gesproken is.

5.3. Omdat de voogdij over [minderjarige] bij de GI berust, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.[2]

5.4. De kinderrechter machtigt de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 23 juli 2025 tot 23 oktober 2025;

6.2. houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;

6.3. roept de GI, [minderjarige] en zijn advocaat en de Raad op voor de zitting van mr. Van de Kraats op [datum] 2025 om [uur] in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, aan Stationslaan 10 in Breda, waar dit verzoek verder zal worden behandeld, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 5.2 is bepaald;

6.4. bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting voor de GI, [minderjarige] en zijn advocaat;

6.5. bepaalt dat de moeder afzonderlijk moet worden opgeroepen als informant voor de zitting;

6.6. behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).

Artikel 6.1.2, derde lid, onder b, Jw.


Voetnoten

Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).

Artikel 6.1.2, derde lid, onder b, Jw.