Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5508 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 14 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:550814 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Middelburg

Zaaknummer: C/02/438841 / JE RK 25-1501

Datum uitspraak: 14 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),

betreffende

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1] ,

[de voormalige pleegvader], hierna te noemen: de voormalige pleegvader, en [de voormalige pleegmoeder], hierna te noemen: de voormalige pleegmoeder, hierna gezamenlijk te noemen: de voormalige pleegouders, wonende te [woonplaats 2] .

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:

  • het schriftelijke verzoek van de GI met bijlagen, ontvangen op 14 augustus 2025.

2 De feiten

2.1. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

2.2. Bij beschikking van 2 februari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 2 februari 2024 en tot 2 februari 2025. Bij diezelfde beschikking is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij grootouders moederszijde, verleend met ingang van 2 februari 2024 en tot 2 augustus 2024.

2.3. Bij beschikking van 1 mei 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 1 mei 2024 en tot 15 mei 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

2.4. Bij beschikking van 10 mei 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 15 mei 2024 en tot 10 oktober 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

2.5. Bij beschikking van 3 oktober 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd, met ingang van 10 oktober 2024 en tot 2 februari 2025.

2.6. Bij beschikking van 21 januari 2025 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd, met ingang van 2 februari 2025 en tot 2 februari 2026.

2.7. Bij beschikking van 25 juli 2025 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 25 juli 2025 en tot 8 augustus 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

2.8. Bij beschikking van 4 augustus 2025 is het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toegewezen, te weten van 8 augustus 2025 en tot 15 augustus 2025.

2.9. Op grond van de laatstgenoemde machtiging verblijft [minderjarige] momenteel op de [woongroep] .

3 Het verzoek

3.1. De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van drie weken en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.

4 De beoordeling

4.1. Uit de informatie van de GI volgt dat de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin van zijn voormalige pleegouders, tevens zijn ex-schoonouders, recent is beëindigd, nadat er tijdens de vakantie van [minderjarige] en het pleeggezin in Spanje spanningen waren ontstaan vanwege mogelijk (hard)drugsgebruik van [minderjarige] en nadat de relatie van [minderjarige] en de dochter van de (voormalige) pleegouders was beëindigd. De (voormalige) pleegouders maakten zich zorgen om de veiligheid van hun dochter en hebben toen besloten om voor [minderjarige] een vlucht terug naar Nederland te regelen. Doordat [minderjarige] vanaf toen niet langer in het pleeggezin kon verblijven en zijn moeder thans niet in staat is om hem langdurig op te vangen vanwege de overbelasting van de moeder, is [minderjarige] destijds met een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing eerst bij [accommodatie] en vervolgens sinds 28 juli 2025 op de [woongroep] geplaatst. De kinderrechter begrijpt uit de stukken van de GI dat het goed gaat met [minderjarige] op de [woongroep] en dat hij daar graag nog wat langer zou willen blijven, maar dat dit vanwege het tekort aan plekken op deze woongroep slechts mogelijk is tot 15 augustus 2025. Er is afgesproken dat [minderjarige] daarna, totdat er een geschikte vervolgplek voor hem is gevonden, tijdelijk bij zijn moeder zal verblijven, waarbij zijn opa en oma als time-out plek fungeren. Gelet op de forse zorgen over [minderjarige] , de problematiek van [minderjarige] , onder andere bestaande uit gedragsproblematiek en verslavingsproblematiek, en zijn intensieve zorgbehoefte, alsmede de overbelasting van de moeder, is dit echter geen oplossing voor de langere termijn. Er staat ook al een intake gesprek gepland bij een behandelgroep van [jeugdzorg] op 19 augustus 2025. Mocht deze plek passend zijn, dan zal [minderjarige] daar vrijwel direct kunnen verblijven.

4.2. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] dat [minderjarige] uit huis wordt geplaatst.[1]De kinderrechter is ook van oordeel dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . Ondanks dat de GI al een verzoek tot een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] had ingediend bij de rechtbank, is het niet gelukt om dit verzoek voorafgaand aan de afloop van de huidige machtiging te behandelen. Daarom zal de kinderrechter het spoedverzoek toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van twee weken, met ingang van 14 augustus 2025 en tot 28 augustus 2025. Het verzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur]. Ook het reguliere verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] (met zaaknummer 438652 JE RK 25-1460) zal tijdens deze mondelinge behandeling worden behandeld. De GI en de belanghebbenden worden dan in de gelegenheid gesteld hun mening te geven. [minderjarige] zal per aparte brief worden uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter.

4.3. De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5 De beslissing

De kinderrechter:

5.1. verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 augustus 2025 en tot 28 augustus 2025;

5.2. verklaart de beschikking tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

5.3. houdt de behandeling van het onderhavige verzoek voor het overige aan tot de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur], voor de duur van 45 minuten ten overstaan van mr. Verschoor-Bergsma, welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan Kousteensedijk 2 in Middelburg, en gelijktijdig wordt behandeld met het reguliere verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] (met zaaknummer 438652 JE RK 25-1460);

5.4. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor de mondelinge behandeling van de beide zaken voor de GI, de moeder en de pleegouders;

5.5. bepaalt dat [minderjarige] via een aparte brief voor een gesprek met de kinderrechter zal worden opgeroepen;

5.6. behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).


Voetnoten

Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).