Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5465 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:546513 augustus 2025Deze uitspraak wordt in 1 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Wrakingskamer

Locatie: Breda

Procedurenummer: C/02/438642/HA RK/ 25-189

beslissing van 13 augustus 2025 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:

[verzoeker], verzoeker.

1 Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:

 de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de hoofdzaken met nummers BRE 24/5733 en BRE 24/5734,  het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaken van 7 augustus 2025 met daarin de wrakingsgronden,  het e-mailbericht van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van 10 augustus 2025 waarin staat dat hij niet in de wraking berust.

2 Het verzoek

2.1 Het verzoek strekt tot wraking van mr. Burgers (hierna: de rechter), optredend als belastingrechter in de bovengenoemde hoofdzaken. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door verzoeker uiteen zijn gezet tijdens de zitting in de hoofdzaken.

2.2 De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3 De gronden van het wrakingsverzoek

Uit het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak blijkt dat verzoeker, bijgestaan door zijn echtgenote, op deze zitting is verschenen en in reactie op vragen van de rechtbank heeft verklaard dat hij een langlopend conflict heeft met de Belastingdienst en met het Openbaar Ministerie, en dat het vanwege diverse medische klachten niet goed met hem gaat. Nadat de rechter het onderzoek heeft gesloten en heeft meegedeeld dat er in beginsel binnen zes weken een uitspraak zal volgen, heeft verzoeker de rechter gewraakt. Als grond voor dit wrakingsverzoek heeft hij vervolgens opgegeven dat hij helemaal vast zit en niet weet wat hij moet doen.

4 De beoordeling

4.1 Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2 De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.

4.3 Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer in dit geval niet voor. Hoezeer het ook invoelbaar is dat verzoeker gebukt gaat onder zijn situatie, kan uit de wrakingsgronden, noch uit het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak, geen omstandigheid worden gevonden waaruit blijkt dat de rechter jegens hem vooringenomen is, of dat een vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.

4.4 Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbanken, rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wraking, wrakingsprotocol).

5 De beslissing

De wrakingskamer:

 verklaart het verzoek tot wraking van de rechter kennelijk ongegrond;  bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaken met nummers BRE 24/5733 en BRE 24/5734 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.

Deze beslissing is genomen op 13 augustus 2025 door mr. ing. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Zander en mr. Marsé, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.