ECLI:NL:RBZWB:2025:5365 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6915 WVW
en
- Deze uitspraak gaat over de beslissing op bezwaar van 2 september 2024 waarin het CBR het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 augustus 2024 om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren ongegrond heeft verklaard. Eiser is het hiermee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het CBR het rijbewijs terecht ongeldig heeft verklaard.
Procesverloop
- Met de beslissing op bezwaar van 2 september 2024 (bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 augustus 2024 om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren vanaf 13 augustus 2024 ongegrond verklaard.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is zonder voorafgaand bericht niet verschenen. Namens het CBR is [naam] verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten 3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
3.1. Op 17 januari 2024 heeft het CBR een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) opgelegd aan eiser vanwege een snelheidsovertreding die hij heeft begaan op 27 december 2023. Volgens het proces-verbaal van de politie reed hij gecorrigeerd 186 km per uur op een stuk van de snelweg waar 100 km per uur was toegestaan. Dit besluit is onherroepelijk.
3.2. Op 30 juli 2024 heeft eiser als onderdeel van de EMG-cursus een voorgesprek gehad met een docent van cursusinstantie ‘[bedrijf]’. De docent heeft dit gesprek vroegtijdig beëindigd en heeft op dezelfde dag een negatief afloopbericht gestuurd naar het CBR.
3.3. Met het primaire besluit van 6 augustus 2024 heeft het CBR het rijbewijs van eiser per 13 augustus 2024 ongeldig verklaard, omdat hij niet aan de EMG-cursus heeft meegewerkt.
3.4. Met het bestreden besluit van 2 september 2024 heeft het CBR het bezwaar van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs ongegrond verklaard.
3.5. Op 31 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening van eiser afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
Het bestreden besluit
- Het CBR heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs in stand gelaten, omdat uit het bericht van de docent is gebleken dat eiser gelet op zijn houding en gedrag niet bereid was om mee te werken aan een constructief gesprek waardoor hij niet heeft voldaan aan zijn plicht om mee te werken aan de cursus op grond van artikel 132, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Procesbelang
- Ter zitting heeft het CBR toegelicht dat eiser inmiddels de EMG-cursus succesvol heeft afgerond en dat hij een brief heeft gekregen met het bericht dat hij een nieuw rijbewijs kan aanvragen. Voordat eiser de cursus opnieuw kon volgen, heeft hij voor een tweede keer de kosten moeten betalen en dat betekent volgens het CBR dat eiser belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van het beroep. De rechtbank kan het CBR hierin volgen en oordeelt dat eiser procesbelang heeft en dus dat het beroep ontvankelijk is.
Toetsingskader
- De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
6.1. Iemand is verplicht om medewerking te verlenen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of rijgeschiktheid op grond van artikel 132, eerste lid, aanhef en onder a van de WVW, tenzij sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde geval.
6.2. Wanneer iemand niet voldoet aan de plicht om mee te werken, dan besluit het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs op grond van artikel 132, tweede lid, van de WVW. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld in welke gevallen sprake is van het niet verlenen van medewerking.
6.3. Artikel 9 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling) bevat een opsomming van gevallen wanneer een betrokkene onder meer niet de vereiste medewerking aan een educatieve maatregel verleent.
Heeft het CBR aannemelijk gemaakt dat eiser niet meewerkte aan de cursus? 7. Eiser voert aan dat hij wel wilde meewerken aan de EMG-cursus en dat het voorgesprek negatief is gekanteld door de opmerkingen van de docent. Bij binnenkomst maakte de docent meteen een opmerking over dat hij was gekleed in zwembroek en slippers ‘alsof hij naar de camping ging’. De trainer vroeg vervolgens aanvallend of eiser onder invloed was omdat hij zijn ogen samenkneep. Eiser zegt dat hij zichzelf op een respectvolle manier heeft verdedigd in zijn reactie. Hij heeft uitgelegd dat hij die dag was gekleed om naar het zwembad te gaan omdat het 33 graden was en dat hij zijn ogen moest samenknijpen om de docent goed te kunnen zien omdat hij zijn bril en lenzen niet bij zich had. De opmerking dat hij eruit zag alsof hij onder invloed was vindt eiser denigrerend en klopt niet. De docent gaf hierna voorbeelden van wangedrag van andere cursisten die zich niet aan de regels hielden. Eiser heeft hierop aangegeven dat hij niet zo is en de cursus wil voortzetten. Hij vindt het niet eerlijk dat door een meningsverschil of miscommunicatie zijn rijbewijs ongeldig wordt verklaard.
7.1. De rechtbank oordeelt dat het CBR aannemelijk heeft gemaakt dat eiser niet heeft meegewerkt aan de cursus. Deze bevinding steunt namelijk op het verslag van het voorgesprek dat is opgemaakt door een docent die werkzaamheden verricht in het kader van een EMG-cursus. De docent kan worden geacht over de ervaring en deskundigheid te beschikken die benodigd is voor het beoordelen van het gedrag van een cursist en voor het opstellen van een verslag van bevindingen hieromtrent. Daarom kan het CBR in beginsel van de zorgvuldigheid en juistheid van de totstandkoming en de inhoud van dit verslag van bevindingen uitgaan.
Moest het CBR de belangen afwegen? 8. Eiser stelt dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en om terug te komen van vakantie. Hij vindt dat het CBR hiermee rekening moest houden in de belangenafweging en daarom niet had moeten besluiten om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren.
8.1. De rechtbank oordeelt dat het CBR de belangen van eiser niet hoefde mee te wegen bij het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS moet het CBR het rijbewijs ongeldig verklaren als vaststaat dat iemand niet meewerkt aan een EMG-cursus.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser zijn griffierecht niet terug. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A. de Kraker, griffier, op 11 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 132, eerste en tweede lid
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 9 Betrokkene verleent onder meer niet de vereiste medewerking aan de educatieve maatregel, indien hij:
Grondslag: artikel 132, tweede lid, van de WVW 1994.
ABRvS 18 augustus 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN4284, r.o. 2.3.1.
ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2255, r.o. 4.
ABRvS 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2924, r.o. 7.2.