ECLI:NL:RBZWB:2025:5340 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/271 BRP
(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en
(gemachtigde: mr. D. Claessen en [naam]).
- Deze uitspraak gaat over het verzoek van eiser om wijziging van de hem betreffende persoonsgegevens in de Basisregistratie personen. Het college heeft het verzoek afgewezen. Eiser is het hiermee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het verzoek.
Procesverloop
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om zijn persoonsgegevens te wijzigen in de Basisregistratie personen (Brp). Met het bestreden besluit van 28 november 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij deze afwijzing gebleven.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het college mr. D. Claessen en [naam].
2.3. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.
Totstandkoming van het besluit
Feiten en omstandigheden 3. Eiser is in de Brp opgenomen met de voornamen [voornamen], geslachtsnaam [geslachtsnaam 1], geboortedatum [geboortedag 1] 1971 en geboorteplaats [geboorteplaats 1]. Deze gegevens zijn ontleend aan een verklaring onder ede.
3.1. Op 17 augustus 2021 heeft eiser een verzoek om correctie van gegevens in de Brp ingediend bij het college. Eiser heeft daarbij gevraagd om wijziging van de volgende gegevens:
Eiser: Geslachtsnaam: [geslachtsnaam 1] → [geslachtsnaam 1] Voornaam: [voornamen] → [voornaam 1] Geboortedatum: [geboortedag 2] 1982 → [geboortedag 1] 1971 Geboorteplaats: [geboorteplaats 2] → [geboorteplaats 1] Nationaliteit: Onbekende → Chinese
Moeder: Geslachtnaam: Onbekend → [geslachtsnaam 2] Voornaam: Onbekend → [voornaam 2] Geboortedatum: Onbekend → [geboortedag 3] 1936
Vader: Geslachtnaam: Onbekend → [geslachtsnaam 1] Voornaam: Onbekend → [voornaam 3]
3.2. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft eiser onder andere de volgende documenten verstrekt:
3.3. De door eiser overgelegde documenten zijn door Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) onderzocht. De conclusies van Bureau Documenten zijn vastgelegd in de verklaring van onderzoek van 25 oktober 2021. Bij brief van 1 september 2022 heeft het college eiser gemeld voornemens te zijn geen gevolg te geven aan eisers verzoek. Eiser heeft vervolgens een zienswijze ingediend.
3.4. De zienswijze heeft niet geleid tot een gewijzigd standpunt van het college. Bij het primaire besluit heeft het college het verzoek van eiser afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
- Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het college heeft daarbij gesteld dat in het geval van eiser niet onomstotelijk vaststaat dat de in de Brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. In het verweerschrift heeft het college toegelicht dat het, ondanks de verwijzing naar het onomstotelijkheidscriterium, de genuanceerde toetsingsmaatstaf van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft toegepast.
[1] Het college overweegt dat de huidige gegevens staan geregistreerd op basis van een verklaring onder ede, afgelegd in 1997. Uit de overgelegde brondocumenten (paspoorten) kan niet buiten redelijke twijfel ervan uit worden gegaan dat de persoonsgegevens juist zijn. Verder heeft eiser geen brondocumenten overgelegd. De door eiser overgelegde notariële akten kunnen niet aangemerkt worden als brondocument. De akte met nummer [nummer 1] is ‘echt’ bevonden, maar niet is vast komen te staan op welke onderliggende documenten deze is gebaseerd. De akten met nummers [nummer 2], [nummer 6] en [nummer 7] zijn niet origineel. Van de notariële akte met nummer [nummer 3] kan niet worden vastgesteld of het document echt is en of het document bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
Beroepsgronden
- Allereerst stelt eiser dat het college is uitgegaan van een onjuist toetsingskader. Het college is uitgegaan van het onomstotelijkheidscriterium, terwijl beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Verder voert eiser, kort samengevat, tegen het bestreden besluit aan dat hij ter onderbouwing van zijn verzoek een aantal brondocumenten heeft overgelegd. Als de brondocumenten op echtheid zijn gecontroleerd en authentiek zijn bevonden, dient in beginsel van de juistheid van de inhoud van deze documenten te worden uitgegaan. Het college miskent volgens eiser dat naar vaste jurisprudentie moet worden uitgegaan van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort. Bovendien heeft het college geen concrete en feitelijke gronden aangevoerd waaruit blijkt dat er kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Voorts meent eiser dat het college onterecht heeft geconcludeerd dat de notariële akten met nummers [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] geen brondocument zijn in de zin van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Het college heeft onvoldoende onderzoek gedaan om de echtheid van akten [nummer 2] en [nummer 3] vast te stellen en bovendien niet gemotiveerd dat kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Het is ook onjuist dat niet is vast te stellen dat de drie notariële akten betrekken hebben eiser, nu de door eiser overgelegde DNA-verwantschapsonderzoek de link legt tussen deze akten en eiser.
Beoordeling door de rechtbank
- De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Juridisch kader
- Er is een basisregistratie personen. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over niet-ingezetenen voor zover deze wet daarin voorziet.
[2]
7.1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen: […] gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden.
7.2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
7.3. De Afdeling heeft op 17 januari 2024 overwogen dat voorop moet worden gesteld dat de gegevens in de Brp duidelijk en betrouwbaar moeten zijn.
7.4. De in artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet Brp omschreven documenten zijn brondocumenten op grond waarvan bepaalde gegevens over de burgerlijke staat mogen worden opgenomen in de Brp. Om als zo’n brondocument te kunnen worden aangemerkt, moet het betreffende document voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in dat tweede lid. Dat een document een brondocument is, betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de Brp. Bij het beoordelen of deze feiten moeten worden verwerkt, moet ook rekening worden gehouden met de relevante bepalingen uit Hoofdstuk 2, Afdeling 1, paragraaf 3 van de Wet Brp. Zo is van belang dat uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet Brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en in processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit geldt ook als het door de aanvrager overgelegde geschrift een paspoort is.
7.5. Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de Brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de Brp gewijzigd.
Zijn de paspoorten brondocumenten?
7.6. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag verschillende documenten overgelegd, waaronder een kopie van een Chinees paspoort uit 2007 en een kopie van een Chinees paspoort uit 2019. In deze paspoorten worden de voornaam, geslachtsnaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit vermeld waarover het verzoek tot wijziging gaat. Het college twijfelt niet aan de echtheid van de twee paspoorten. De paspoorten moeten in dit geval daarom worden aangemerkt als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp.
Welke waarde komt toe aan deze paspoorten?
7.7. Dat een geschrift een brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de Brp. Zoals hiervoor onder 7.4. is overwogen, volgt uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet Brp dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, als aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn of als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde brondocument een paspoort is. Wel geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan. Het ligt op de weg van het bestuursorgaan, wanneer deze stelt dat er voorafgaand aan de afgifte van het betreffende paspoort geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden, om dit concreet te onderbouwen.
7.8. De rechtbank is van oordeel dat het college er terecht op heeft gewezen dat uit uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022
7.9. Het college heeft concrete aanwijzingen aangevoerd op basis waarvan betwijfeld kan worden dat het onderzoek voor afgifte behoorlijk heeft plaatsgevonden. Het college wijst er terecht op dat niet is gebleken op welke documenten de afgifte van het paspoort van 2007 door de Chinese ambassade in Den Haag is gebaseerd. Zoals het college terecht stelt, zijn alle documenten die eiser heeft overgelegd van latere datum dan het paspoort uit 2007. Deze stukken kunnen daarom niet ten grondslag hebben gelegen aan de verstrekking van dat paspoort. Eiser heeft geen andere onderliggende documenten overgelegd en ook niet aannemelijk gemaakt dat hij dit niet kan en dat hem dit niet kan worden verweten. Ook heeft eiser hierover geen enkele verklaring afgegeven, terwijl van hem een sluitende verklaring over (de wijze van) het vaststellen van zijn identiteit door de Chinese ambassade verwacht mag worden.
7.10. Het college wijst er verder terecht op dat het Chinese paspoort van 2019 is afgegeven op basis van het Chinese paspoort van 2007. Uit deze feitelijke mededeling kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat voorafgaand aan de afgifte van het in 2019 afgegeven paspoort ook een nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de juistheid van de in het in 2007 afgegeven paspoort vermelde gegevens.
7.11. Gelet op het voorgaande heeft het college naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden gesteld dat de op de paspoorten uit 2007 en 2019 vermelde gegevens niet in de Brp kunnen worden verwerkt.
Zijn de notariële akten bekend onder nummers [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] brondocumenten? 8. Een buiten Nederland opgemaakte akte is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, als deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Als het college gemotiveerd betwist dat een door de aanvrager overgelegd geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt, of gemotiveerd stelt dat het niet kan vaststellen of een overgelegd geschrift aan deze vereisten voldoet, moet in beginsel de aanvrager aannemelijk maken dat dit geschrift wel aan deze vereisten voldoet.
8.1. Over de notariële akte met nummer [nummer 1], die als ‘echt’ is beoordeeld door Bureau Documenten, heeft het college gesteld dat niet duidelijk is geworden of de akte gebaseerd op betrouwbare gegevens en of een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiser heeft betoogd dat bij de aanvraag een DNA-verwantschapsonderzoek is overgelegd, die een link vormt met deze notariële akte.
8.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht gesteld dat dit weliswaar een originele akte is, maar dat het geen brondocument betreft. Uit de notariële akte zelf blijkt niet op basis van welk onderzoek of documenten de notaris het heeft opgesteld. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt, geen onderliggende documenten overgelegd en ook niet aannemelijk gemaakt dat hij dit niet kan en dat hem dit niet kan worden verweten. Het DNA-verwantschapsonderzoek kan, nu dit onderzoek is uitgevoerd nadat de notariële akte is opgesteld, niet gelden als onderliggend document.
8.3. De rechtbank is voorts van oordeel dat het college de notariële akte met nummer [nummer 2] terecht niet heeft aangemerkt als brondocument. Uit het onderzoek van Bureau Documenten volgt dat de notariële akte met nummer [nummer 2] in kopie is overgelegd. De enkele stelling van eiser dat de akte als origineel beschouwd moet worden, omdat de originele PSB-verklaring bij het PSB moeten blijven, volgt de rechtbank alleen al daarom niet. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat bij de akte met nummer [nummer 2] een fotokopie is overgelegd.
8.4. Overgelegde kopieën zijn niet per definitie uitgesloten als bewijsmiddel, maar de onderliggende documenten van notariële aktes zijn aparte stukken.
8.5. Eiser voert ter zitting aan dat deze notariële akte als originele akte moet worden beschouwd omdat de originele PSB-verklaring bij het PSB moeten blijven. Dit volgt de rechtbank niet. Een PSB-verklaring is geen uittreksel van het bevolkingsregister zelf, maar slechts verklaringen van het PSB over de in het register vermelde gegevens van eiser.
8.6. Van notariële akte met nummer [nummer 3] heeft Bureau Documenten niet kunnen beoordelen of dit document authentiek is, wegens het ontbreken van voldoende vergelijkingsmateriaal. Gelet op hetgeen onder 8.4 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het college de eis van een onderliggend brondocument mocht stellen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de onderliggende documenten niet kan overleggen. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat hem dat niet kan worden verweten. Dat eiser op dit punt heeft te kampen met een bewijsprobleem, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
8.7. De rechtbank concludeert dat het college terecht de notariële akten met nummers [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] niet heeft aangemerkt als brondocumenten. Het college heeft daarom kunnen concluderen dat de vermelde gegevens niet in de Brp kunnen worden verwerkt.
-
De rechtbank volgt eiser niet in het standpunt dat het college een verkeerd toetsingscriterium heeft gehanteerd. Het college heeft gemotiveerd toegelicht dat de genuanceerde toetsingsmaatstaf is toegepast. Dat het college in het bestreden besluit ten onrechte ook het verkeerde criterium heeft genoemd maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank verbindt hier verder geen gevolgen aan.
-
De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van het verwantschapsonderzoek en gezichtsvergelijkend onderzoek. De uitkomsten van dergelijke onderzoeken hebben namelijk ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten een aanvullend karakter en kunnen deze daarom niet geheel vervangen.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van N.A. D'Hoore, griffier, op 11 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7, eerste lid, onder a, onder 1 In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
Artikel 2.8, tweede lid De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198.
Artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp).
Artikel 2.7, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wet Brp.
Artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:127.
Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126.
Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, r.o. 8.5.
ECLI:NL:RVS:2022:1198, r.o. 11.2.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, r.o. 8.7.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4763.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024, ECLI:NL:2024:121.