ECLI:NL:RBZWB:2025:5317 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-362679-24 rk.nummer: 25-003814
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klager] geboren op [geboortedag] 1992,woonplaats kiezende ten kantore van mr. D.R. Kops, Straatweg 43, 3621 BH Breukelen
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
Op 17 juni 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. M. Aygun als gemachtigd, waarnemend advocaat van klager gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager wordt aangevoerd dat er in het strafrechtelijk onderzoek naar klager als verdachte een tweetal telefoons in beslag zijn genomen. In casu een iPhone 13 pro max en een iPhone 15 pro. Klager meent dat er thans geen redenen meer zijn die de voortduring van de inbeslagname noodzakelijk maakt. Enig te verrichten strafvorderlijk onderzoek is inmiddels verricht en het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de telefoons verbeurd zal gaan verklaren. De enkele grondslag dat met één van de telefoons zou zijn gecommuniceerd aangaande een strafbaar feit wil niet zeggen dat de telefoon is gebruikt bij het strafbaar feit. Klager is benaderd via de telefoon (iPhone 15 pro) aangaande de handel in cocaïne. De telefoon is verder niet dienstbaar geweest bij/in het strafbaar feit. Redenen waarom klager zich tot de rechtbank wendt met het verzoek het beslag op te heffen en de telefoons terug te geven aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons zijn gebruikt ten dienste van het strafbare feit waarvan klager wordt verdacht. Ter terechtzitting zal de verbeurdverklaring gevorderd worden van deze telefoons.
2 De beoordeling
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
-
de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
-
het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
-
het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank maakt uit de voor haar beschikbare raadkamerstukken en het verhandelde in raadkamer op dat klager wordt verdacht van het medeplegen van de invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne. De contacten die hierin werden onderhouden zouden via de in beslag genomen mobiele telefoons zijn gegaan. Dit wordt ook niet ontkend door klager. Anders dan namens klager is aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat de telefoons zelf vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en dat het ook niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, die verbeurdverklaring zal bevelen. Daartoe slaat de rechtbank in het bijzonder acht op de omstandigheid dat de betreffende contacten in applicaties en op beide telefoons zelf zijn aangetroffen, zo begrijpt de rechtbank uit de onderliggende stukken en uit het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank zal het klaagschrift dan ook ongegrond verklaren.
3 De beslissing
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 3 juli 2025 genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).