ECLI:NL:RBZWB:2025:5174 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4032
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
- Deze uitspraak gaat over de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek van eiseres om inzage in haar persoonsgegevens op grond van de Wet Politiegegevens (Wpg). Eiseres is het niet eens met deze gedeeltelijke afwijzing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de gedeeltelijke afwijzing.
Procesverloop
- Eiseres heeft een verzoek ingediend om inzage in haar persoonsgegevens op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg. De korpschef heeft dit verzoek met het besluit van 21 maart 2024 gedeeltelijk afgewezen.
2.1. Eiseres heeft rechtstreeks beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. Tevens heeft de korpschef de gegevens waarvan de inzage is geweigerd met een verzoek om geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank toegezonden (artikel 8:29 Awb-stukken). In een beslissing van 12 december 2024 heeft de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van de persoonsgegevens (genummerd van pagina 1 t/m 92) gerechtvaardigd is. Eiseres heeft toestemming gegeven om de niet-openbaar gemaakte stukken te gebruiken bij de beoordeling van het beroep.
2.4. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de korpschef, vergezeld door [naam] .
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
-
In 2016 is eiseres aangehouden op verdenking van poging deelname aan een terroristische organisatie. Op 15 oktober 2019 is zij volledig vrijgesproken door de strafrechter.
-
Op 18 juli 2023 heeft eiseres een verzoek om inzage in haar persoonsgegevens gedaan op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg bij de Landelijk Eenheid van de politie.
Eiseres wil alle persoonsgegevens die de politie heeft verwerkt inzien, waaronder, doch niet uitsluitend, dossiers, mutaties, coderingen, (mutaties van) signaleringen en verstrekkingen. Hierbij valt volgens eiseres ook te denken aan:
Eiseres wenst ook inzage in aan wie de persoonsgegevens zijn verstrekt en/of van wie persoonsgegevens zijn verkregen, waaronder, doch niet uitsluitend, Interpol, Europol, autoriteiten van individuele EU-lidstaten, AIVD, MIVD, Koninklijke Marechaussee, NCTV, gemeente, reclassering.
Eiseres heeft verder verzocht om inzage in informatie aangaande de waarborgen voor doorgifte die zijn getroffen ingeval deze gegevens zijn doorgegeven aan een ander land of aan een internationale organisatie.
Eiseres heeft ook verzocht (verlopen) verlengingen en intrekkingen van signaleringen, meldingen en verstrekkingen te inventariseren en de politie gevraagd om uitputtend te vermelden welke afdelingen en systemen wel en niet zijn geraadpleegd en op welke wijze dit is gebeurd.
-
In oktober 2023 heeft de Landelijke Eenheid het verzoek overgedragen aan de Eenheid Zeeland-West-Brabant, omdat eiseres in het gebied van die eenheid woont.
-
Bij besluit van 21 maart 2024 (bestreden besluit) is het verzoek van eiseres gedeeltelijk toegewezen en is op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg een overzicht verstrekt van alle registraties en meldingen waarin informatie over eiseres wordt verwerkt. Daarbij is de mogelijkheid geboden om een afspraak te maken voor een fysieke inzage.
Over een deel van de gegevens is op grond van artikel 27, eerste lid, onder a t/m e, van de Wpg geen inzage verleend en is kennisneming geweigerd.
In het bestreden besluit wijst de Korpschef erop dat hij geen verwerkingsverantwoordelijke is van het systeem van Interpol, de Terrorist Screening Database, de systemen van de Federal Bureau of Investigation en de Passagiersinformatie-eenheid Nederland (Pi-NL). Hij verwijst eiseres hiervoor naar de betreffende instanties.
De korpschef heeft in het bestreden besluit verder meegedeeld:
De korpschef heeft daarbij erop gewezen dat indien iemand niet in E&S of het SIS is gesignaleerd, dit aangeeft dat in Nederland of een ander Schengenland geen verzoek tot opsporing of verwijdering aanhangig is. Dat geeft echter geen zekerheid over de vraag of eiseres in een nationaal opsporingsregister van enig ander land is opgenomen.
-
Op 2 mei 2024 heeft eiseres beroep ingesteld. Tegen een beslissing als bedoeld in artikel 25 van de Wpg staat geen bezwaar open maar wel rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Dat volgt uit de Regeling rechtstreeks beroep (Bijlage 1 bij de Awb, gebaseerd op artikel 7:1, eerste lid, onder g, van de Awb).
-
Op 25 juni 2024 heeft fysieke inzage plaatsgevonden door de gemachtigde van eiseres.
Beroepsgronden
-
Eiseres stelt dat de korpschef de weigeringsgronden van artikel 27, eerste lid, van de Wpg onjuist heeft toegepast en ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. De weigeringen worden volgens eiseres in strijd met de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)
[2] slechts gemotiveerd met algemene overwegingen. -
Eiseres stelt verder dat de korpschef het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd en dat hij daarmee haar recht op eerbiediging van privéleven en recht op bescherming van persoonsgegevens heeft geschonden.
-
Eiseres stelt tot slot dat de korpschef het begrip ‘persoonsgegeven’ te beperkt heeft opgevat en dat de korpschef een onvolledige, althans onvoldoende inzichtelijke, zoekslag heeft verricht.
Standpunt korpschef
-
De korpschef erkent dat er aan het bestreden besluit de nodige gebreken kleven, maar meent dat deze met de fysieke inzage en de aanvullende motivering in het verweerschrift zijn hersteld. De korpschef verzoekt de rechtbank dan ook de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
-
Ter zitting heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat eiseres inzage heeft gehad in al haar verwerkte persoonsgegevens tijdens de fysieke inzage, met uitzondering van de gegevens waarop de weigeringsgrond van artikel 27, eerste lid, onder b van de Wpg van toepassing is, zoals aangegeven tijdens de fysieke inzage.
Recht op inzage op grond van artikel 25 van de Wpg
-
De rechtbank overweegt dat eiseres op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg het recht heeft om op haar schriftelijke verzoek uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van haar betreffende politiegegevens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpg. Op grond van dat artikel wordt onder politiegegeven verstaan: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012. Het moet dus gaan om haar eigen persoonsgegevens.
-
Het verstrekkingenregime van de Wpg heeft op grond van vaste rechtspraak van de ABRvS, de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, uitsluitend betrekking op de eigen persoonsgegevens en niet op de documenten waar deze in zijn vervat. Op grond van de Wpg kan dus geen afschrift van of inzage in documenten worden verkregen waarin eigen persoonsgegevens zijn opgenomen.
[3] Het is op grond van de Wpg wel toegestaan om op kantoor fysieke inzage in documenten te geven.[4] Dat is hier ook gebeurd. De gemachtigde van eiseres heeft op 25 juni 2024 fysieke inzage gekregen in de persoonsgegevens van eiseres. De korpschef kan ook volstaan met het geven van een overzicht van de persoonsgegevens, mits dit overzicht in een begrijpelijke vorm en volledig is.[5] -
Tussen partijen is niet in geschil dat in het bestreden besluit en het daarvan deel uitmakende overzicht niet wordt aangegeven wanneer op welke weigeringsgrond genoemd in artikel 27, eerste lid, van de Wpg een beroep wordt gedaan. Het overzicht voldoet daarmee niet aan de eis dat dit in een begrijpelijke vorm en volledig dient te zijn. Derhalve is evenmin in geschil dat er reeds om die reden een gebrek kleeft aan het bestreden besluit. Daarmee is het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit toch in stand kunnen blijven.
-
De korpschef stelt zich op het standpunt dat het gebrek in het bestreden besluit is hersteld doordat de gemachtigde van eiseres inzage heeft gehad in alle verwerkte persoonsgegevens van eiseres tijdens de fysieke inzage. Tussen partijen is niet in geschil dat tijdens de fysieke inzage wel is aangegeven wanneer op welke weigeringsgrond genoemd in artikel 27, eerste lid, van de Wpg een beroep is gedaan (middels een overzicht waar de rechtbank niet over beschikt). De rechtbank begrijpt dat eiseres de rechtbank thans verzoekt om aan de hand van de artikel 8:29 Awb-stukken na te gaan of de tijdens de fysieke inzage op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wpg weggelakte delen op goede gronden niet ter inzage zijn gegeven.
Zijn de weggelakte delen op goede gronden niet ter inzage gegeven?
-
De rechtbank heeft de door de korpschef aan de rechtbank verstrekte artikel 8:29 Awb-stukken doorgenomen. Op basis van vergelijking van de aan de gemachtigde van eiseres in gelakte vorm ter inzage gegeven stukken met diezelfde stukken in ongelakte vorm is de rechtbank niet gebleken dat de korpschef ten onrechte gegevens heeft weggelakt.
-
Een groot deel van de weggelakte gegevens zijn politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg die alleen derden betreffen. Daarom kunnen deze gegevens niet worden aangemerkt als eiseres betreffende politiegegevens als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wpg. Dat betekent dat deze gegevens niet onder het bereik van artikel 25, eerste lid, vallen en dat de korpschef daarom niet met toepassing van dat artikellid (de gemachtigde van) eiseres hiervan kennis kon laten nemen.
[6] -
De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat de weigeringsgrond genoemd in artikel 27, eerste lid, onder b van de Wpg is toegepast op vier documenten. Na kennisneming van de betreffende documenten acht de rechtbank deze weigeringen gerechtvaardigd ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten. Met de korpschef is de rechtbank van oordeel dat de onderliggende informatie duidelijk maakt hoe de informatiepositie van de politie wordt ingevuld, zodat bekendmaking daarvan zou betekenen dat betrokkenen hun gedrag daarop zouden kunnen aanpassen. Het door eiseres aangehaalde tijdsverloop maakt dat niet anders.
-
Anders dan tijdens de fysieke inzage werd meegedeeld, heeft de korpschef zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond genoemd in artikel 27, eerste lid, onder d van de Wpg niet is toegepast, omdat alle persoonsgegevens van derden buiten het bereik van het verzoek vallen. Bij het doornemen van de artikel 8:29 Awb-stukken heeft de rechtbank echter vastgesteld dat deze weigeringsgrond kennelijk toch is toegepast op het verslag van de reclassering dat is opgenomen op pagina 51 van de ter inzage gegeven stukken. De weggelakte gegevens zijn gegevens die tegelijkertijd zowel eiseres als een derde betreffen. Deze gegevens zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak. Gelet hierop moeten deze gegevens worden aangemerkt als politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. Dat betekent dat eiseres op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg in beginsel recht op inzage heeft in die gegevens. De korpschef kon naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 27, eerste lid, onder d, van de Wpg het verzoek van eiseres om kennisneming van deze weggelakte gegevens weigeren wegens bescherming van de rechten en vrijheden van derden. De gegevens betreffen namelijk ook een derde en zijn, gelet op de specifieke omstandigheden, herleidbaar tot die individuele persoon.
-
Dat de korpschef de term ‘persoonsgegeven’ te beperkt heeft opgevat is de rechtbank bij kennisneming van de weggelakte delen niet gebleken.
-
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de korpschef terecht geweigerd heeft delen van de ter inzage gegeven documenten aan eiseres te verstrekken, zij het (deels) op de verkeerde gronden. Met de fysieke inzage en de toelichting in het verweerschrift en tijdens de zitting is dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank hersteld.
Antwoorden op vragen eiseres
- In het verweerschrift onder C. heeft de korpschef nog een aanvullende motivering gegeven naar aanleiding van door eiseres in haar verzoek opgeworpen vragen. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij daarmee – voor nu – voldoende antwoord heeft gekregen op haar vragen. De rechtbank zal daar verder dus niet op ingaan.
De uitgevoerde zoekslag
-
De korpschef heeft erkend dat in het bestreden besluit een passage mist over de uitgevoerde zoekslag. Ook op dit punt bevat het bestreden besluit dus een gebrek. In het verweerschrift onder E. is de toelichting op de uitgevoerde zoekslag alsnog opgenomen.
-
Eiseres heeft ter zitting betwist dat daarmee alsnog aannemelijk is gemaakt dat de zoekslag volledig is geweest. Volgens haar blijft onduidelijk welke afdelingen en systemen wel en niet zijn geraadpleegd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit de toelichting blijkt welke systemen zijn bevraagd. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef de verrichte zoekslag hiermee voldoende heeft toegelicht. Waarom de verrichte zoekslag volgens eiseres onvolledig zou zijn, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Conclusie en gevolgen
-
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
-
De rechtbank is van oordeel dat de korpschef de gebreken die aan het bestreden besluit kleven, heeft hersteld met de fysieke inzage en de aanvullende motivering in het verweerschrift en ter zitting. Dat de korpschef het recht op eerbiediging van privéleven en bescherming van persoonsgegevens heeft geschonden, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Gelet hierop zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand laten.
-
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht door de korpschef aan eiseres te worden vergoed.
-
De rechtbank zal de korpschef tevens veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
€ 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 7 augustus 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet politiegegevens (Wpg)
Op grond van artikel 1 van de Wpg wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften; – de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
persoonsgegeven: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
Artikel 25, eerste lid, van de Wpg bepaalt dat de betrokkene het recht heeft om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Artikel 27 van de Wpg bepaalt, voor zover hier van belang:
- Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
- Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.
(…)
CTER staat voor Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering.
ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2007, r.o. 6.2.
ABRvS 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3079 (r.o. 6.1).
ABRvS 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:220 (r.o. 3.3).
ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3461 (r.o. 5.5).
ABRvS 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:717 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:717) (r.o. 5 e.v.).