ECLI:NL:RBZWB:2025:4748 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 9 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435588 / JE RK 25-921 Datum uitspraak: 9 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, locatie Rotterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .
1 Het verloop van de procedure
1.1 De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 mei 2025.
1.2 De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 juli 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
-
de moeder;
-
de vader;
-
een vertegenwoordigster van de GI.
2 De feiten
2.1 De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2 [minderjarige] woont bij de moeder.
2.3 Bij beschikking van 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 juli 2025.
2.4 Voor zover hier van belang heeft de rechtbank bij beschikking van 15 oktober 2024 (in de zaak met kenmerk C/02/420140 / FA RK 24-1212) bepaald dat de vader en [minderjarige] , gerechtigd zijn tot omgang met elkaar:
-
éénmaal per veertien dagen van vrijdag en tot zondag 17:00 uur, zulks met inachtneming van hetgeen hierover verder onder rechtsoverweging 4.7 van die beschikking is opgenomen;
-
eenmaal per week op woensdag om 18:00 uur via videobellen;
-
gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
3 Het verzoek
3.1 De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4 Het standpunt van de GI
4.1 Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. In de relatie van de ouders was sprake van emotionele mishandeling. Zij wantrouwen elkaar en kunnen niet met elkaar communiceren. Tussen hen is constant sprake van ruis en discussie. Ondanks duidelijk gestelde kaders, lukt het de ouders niet altijd om constructief en respectvol met elkaar te communiceren. [minderjarige] heeft, onder andere daardoor, geen onbelast contact met haar beide ouders.
4.2 Gezien wordt dat de communicatie tussen de ouders op dit moment iets positiever verloopt. Echter, zij blijven de GI nodig hebben om afspraken met elkaar te maken, bijvoorbeeld wanneer het gaat om wisselingen van omgangsmomenten. De GI heeft de ouders aangemeld bij [organisatie 1] om aan hun communicatie te werken. Er heeft daar een intakegesprek plaatsgevonden waarbij de vader vroegtijdig is vertrokken. Hij stond niet open voor hulpverlening vanuit [organisatie 1] en was het niet eens met hun werkwijze. De GI heeft het gezin vervolgens aangemeld bij De GezinsManager. Daar heeft alleen een intakegesprek met de moeder plaatsgevonden. De vader was er niet. Met de inzet van hulpverlening moet rekening gehouden worden met de opname van de vader in verband met zijn middelengebruik. Hij is enkele maanden uit de roulatie. De opname van de vader betekent echter niet dat De GezinsManager niet alvast aan de slag kan met de moeder.
4.3 [minderjarige] heeft vanuit het verleden ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt waarvoor hulpverlening moet worden ingezet. Na de zomervakantie wordt begonnen met laagdrempelige hulpverlening vanuit [organisatie 2], waarna gekeken wordt of intensievere hulpverlening nodig is.
4.4 Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk. De GI verwacht zes maanden nodig te hebben om met de ouders te werken aan hun communicatieproblemen. Dat is namelijk het grootste probleem. De hulpverlening die daarop ziet, moet in het gedwongen kader gemonitord worden. De GI heeft er vertrouwen in dat wanneer de oudercommunicatie beter verloopt, er een overdracht kan plaatsvinden naar het vrijwillige kader.
5 Het standpunt van de ouders
5.1 De moeder brengt, samengevat, naar voren dat zij akkoord is met het verzoek. De moeder begrijpt dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden. De hulpverlening is in de afgelopen periode vaak gestagneerd, omdat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt en de vader zich niet aan afspraken houdt. De doelen waaraan gewerkt moet worden zijn nog niet behaald. De moeder staat open voor hulpverlening voor de oudercommunicatie. Dit moet zich in eerste instantie richten tussen de ouders, en zonder nieuwe partners. Voor de moeder is het belangrijkste dat [minderjarige] stabiliteit ervaart.
5.2 De vader brengt, samengevat, naar voren dat hij het eens is met het verzoek, al had hij liever een verlenging gezien voor de duur van een jaar. In de afgelopen periode is er weinig van de grond gekomen. De vader vraagt zich af of dit in de komende zes maanden wel gaat gebeuren. Wat daarin voor hem een rol speelt is zijn opname in verband met een terugval in middelengebruik. De vader is hiervoor drie maanden niet in Nederland.
6 De beoordeling
Wat zegt de wet?
6.1 Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2 Volgens het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
6.3 Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd. Er bestaan aanhoudende zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij heeft in haar jonge leven veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Hulpverlening voor [minderjarige] is nog niet gestart. Daarnaast heeft [minderjarige] op dit moment geen onbelast contact met haar beide ouders en heeft zij last van de communicatieproblemen tussen haar ouders.
6.4 Voormelde communicatieproblemen tussen de ouders zijn nog steeds aanwezig. Hulpverlening om de communicatie te verbeteren, is niet van de grond gekomen. Hoewel de ouders nu beter met elkaar lijken te communiceren, is dit nog een prille situatie. Hulpverlening dient de communicatie tussen de ouders verder op orde te brengen.
6.5 Naar het oordeel van de kinderrechter is een verlenging van de ondertoezichtstelling nog steeds nodig. Op dit moment heeft de kinderrechter er geen vertrouwen in dat het de ouders lukt om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] in het vrijwillig kader, zonder betrokkenheid van de GI, weg te nemen. In de komende periode blijft de monitorende functie van de GI gewenst om de hulpverlening voor [minderjarige] te waarborgen, te bezien of hulpverlening van De GezinsManager daadwerkelijk van de grond komt en het de ouders lukt om tot een structurele samenwerking te komen. Daarnaast zal ook moeten worden bezien hoe de omgang tussen [minderjarige] en de vader verloopt en wat de opname van de vader betekent voor zijn persoonlijke problematiek.
6.6 Gelet op het voorgaande is voldaan aan het wettelijke criterium zoals genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.7 De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
7 De beslissing
De kinderrechter:
7.1 verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 juli 2025 tot 16 januari 2026;
7.2 verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: