ECLI:NL:RBZWB:2025:4704 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/ 437051 HA RK 25-150
beslissing van 8 juli 2025 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoekster] , verder te noemen: verzoekster, gemachtigde: [gemachtigde] , zoon van verzoekster.
1 Het procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
2 Het verzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de zaken met nummer BRE 23/2866.
2.2. De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.
3 De beoordeling
3.1. Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoekster aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoekster geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
3.4. Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan, dient te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Het wrakingsverzoek moet zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Dat betekent dat als een rechter met het doen van een einduitspraak is begonnen, er geen wrakingsverzoek meer kan worden ingediend. De wrakingskamer wijst in dit verband op artikel 1, vijfde lid van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, dat luidt: “Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de in lid 4 bedoelde feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden en voordat in de hoofdzaak een aanvang is gemaakt het met doen van de einduitspraak.”.
3.5. In dit geval heeft de rechter op 16 juni 2025 mondeling uitspraak gedaan. Verzoeker heeft pas op 25 juni 2025 per e-mailbericht een wrakingsverzoek ingediend. De rechter behandelde ten tijde van het gedane wrakingsverzoek geen zaak meer van verzoekster. Gelet op het bepaalde in artikel 1, vijfde lid, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank is het verzoek daarom te laat gedaan. Deze omstandigheid moet ertoe leiden dat verzoekster niet in het wrakingsverzoek kan worden ontvangen. Wraking van een rechter is op grond van de wet alleen mogelijk zolang een zaak wordt behandeld door die rechter. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid een rechter te wraken, wanneer deze de behandeling van de zaak heeft beëindigd door het geven van een eindbeslissing. Met die beslissing is iedere verdere bemoeienis van die rechter met de zaak geëindigd.
3.6. Omdat sprake is van niet-ontvankelijkheid laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub d, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank.
4 De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 8 juli 2025 door mr. G.M.J. Kok, mr. C.T.M. Luijks en mr. S. Tempel en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.M.I. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.