Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:4298 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:42988 juli 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-195757-25
beslissing afwijzing vordering gevangenhouding van de raadkamer d.d. 08 juli 2025
(artikel 65 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1994 te [plaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres],
nu gedetineerd in P.I. Middelburg.
Raadsman mr. J. van Wijk.

Procedure

Tegen de verdachte is op 01 juli 2025 een bevel tot bewaring verleend.
De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd voor de duur van 90 dagen.
De verdediging heeft de afwijzing van de vordering en schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gehoord.

Beoordeling

Na onderzoek is gebleken dat de ernstige bezwaren en de grond als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot bewaring van verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
Uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke
veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vordert.
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal
begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden
gebracht, hetgeen blijkt uit de omstandigheden dat: - verdachte al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijk(e)) delict(en). verdachte heeft blijk gegeven er niet voor terug te deinzen om een (vuur)wapen voorhanden te hebben - al dan niet voor onmiddellijk gebruik gereed - hetgeen een risico met zich meebrengt dat verdachte ook bereid en in staat kan worden geacht op enig moment dit wapen te gebruiken.
De rechtbank heeft de opportuniteit van de toepassing van de voorlopige hechtenis beoordeeld. Tijdens de raadkamerzitting is gebleken dat verdachte nog een gevangenisstraf van 730 dagen moet uitzitten in de zaak met parketnummer 20-001870-22. Hij stond voor de tenuitvoerlegging daarvan gesignaleerd. De inhoudelijke behandeling van onderhavige strafzaak zal zeker binnen die 730 dagen kunnen plaatsvinden en een eventueel op te leggen straf kan daarna ten uitvoer worden gelegd. Gelet hierop is het niet opportuun om thans de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak te laten voortduren. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie af;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 08 juli 2025 door:
mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter,
mr. G.H. Nomes en mr. L.W. Boogert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier.