Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:6353 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 september 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:635311 september 2024

Uitspraak inhoud

Cluster I Civiele kantonzaken

Middelburg

zaaknummer: 11241041 OV VERZ 24-3720

beschikking d.d. 12 september 2024

in de zaak van

1 [verzoekster] ,

2. [verzoeker] , beiden wonende te [woonplaats 1] , verzoekers, in hun hoedanigheid van ouders uitoefenend het gezag over hun minderjarige kind: [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017, wonende te [woonplaats 1] , hierna: de minderjarige.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team Civiel, locatie Middelburg op 30 juli 2024.

2 Het verzoek

2.1. Het verzoek strekt ertoe de machtiging van de kantonrechter te verkrijgen om namens de minderjarige de nalatenschap van de heer [erflater] , geboren te [geboorteplaats 2] , België op [geboortedag 2] 1947, laatstelijk wonende te [woonplaats 2] , België en overleden op [datum] 2024 te [woonplaats 2] , België (hierna: erflater) te verwerpen.

3 De beoordeling

3.1. Omdat erflater zijn laatste woonplaats in België had en de minderjarige in Nederland woont, dient eerst te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en zo ja, aan de hand van welk recht het verzoek dient te worden beoordeeld.

3.2. Het verzoek tot machtiging voor het verwerpen van een nalatenschap namens een minderjarige moet niet worden aangemerkt als een maatregel inzake erfopvolging, maar als een maatregel betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Omdat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter[1] bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en daarop te beslissen. De minderjarige woont in [woonplaats 1] , zodat de kantonrechter te Middelburg de relatief bevoegde rechter is.

3.3. In artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996[2] is bepaald dat de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Het verzoek dient dus naar Nederlands recht te worden beoordeeld. Voor het verwerpen van een nalatenschap namens een minderjarige is naar Nederlands recht een machtiging van de kantonrechter vereist[3], zodat moet worden beoordeeld of die toestemming in de gegeven omstandigheden dient te worden verleend.

3.4. De kantonrechter overweegt dat de nalatenschap in België is opengevallen, zodat op de erfopvolging de Europese Erfrechtverordening[4] van toepassing is. Aangezien van een testament en een rechtskeuze van erflater als bedoeld in artikel 22 van deze Erfrechtverordening niet is gebleken en erflater ten tijde van zijn overlijden in België zijn gewone verblijfplaats had, is op de erfopvolging volgens de algemene regel van artikel 21 van de Erfrechtverordening Belgisch recht van toepassing.

3.5. Uit het verzoekschrift volgt dat verzoekster sub 1 tot de nalatenschap van erflater is geroepen, maar deze heeft verworpen. Van deze verwerping is aantekening gemaakt in het boedelregister. Op grond van Belgisch recht erft de minderjarige mogelijk bij plaatsvervulling.

3.6. Naar het oordeel van de kantonrechter is het op grond van de door verzoekers overgelegde stukken en de daarbij gegeven toelichting, voldoende aannemelijk dat de nalatenschap negatief is. De kantonrechter acht het in het belang van de minderjarige dat de nalatenschap wordt verworpen. De verzochte machtiging zal daarom worden verleend.

3.7. De kantonrechter wijst verzoekers erop dat met het verkrijgen van deze machtiging de nalatenschap nog niet namens de minderjarige is verworpen. Zij stellen daartoe met de machtiging kunnen overgaan, binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking. De machtiging geldt niet meer zodra deze termijn is verstreken. Verzoekers zullen de nalatenschap dan niet meer namens de minderjarige kunnen verwerpen en kan deze dan alleen nog beneficiair aanvaarden.

3.8. De verklaring van verwerping kan worden afgelegd bij een notaris in België. Het is ook mogelijk deze verklaring af te leggen bij de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige. Verzoekers dienen in dat laatste geval wel het gerecht of de autoriteit die de erfopvolging in België behandelt daarvan in kennis te stellen. Voor zover nodig of gewenst, dienen verzoekers zich over de wijze waarop en de plaats waar de nalatenschap kan worden verworpen, nader (juridisch) te laten adviseren. 4. De beslissing

De kantonrechter:

verleent [verzoekster] en [verzoeker], in hun hoedanigheid van ouders uitoefenend het gezag over haar minderjarige kind [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017,

machtiging om de nalatenschap van [erflater] , geboren te [geboorteplaats 2] , België op [geboortedag 2] 1947, laatstelijk wonende te [woonplaats 2] , België en overleden op [datum] 2024 te [woonplaats 2] , België, namens de minderjarige te verwerpen;

bepaalt dat deze machtiging wordt verleend voor de duur van twee maanden vanaf de datum van deze beschikking en dat deze daarna niet meer geldt.

Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.

EU-verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).

Het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299).

Op grond van artikel 4:193 lid 1, eerste zin van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW).

De Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.


Voetnoten

EU-verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).

Het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299).

Op grond van artikel 4:193 lid 1, eerste zin van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW).

De Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.