ECLI:NL:RBZWB:2024:5581 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 25 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer / rekestnummer: 11191866 OV VERZ 24-3078
Beschikking van 26 juli 2024
in de zaak van
1 [verzoeker 1] , 2. [verzoeker 2] ,
beiden wonende te [plaats 1] , verzoekers, procederend in persoon,
in hun hoedanigheid van ouders uitoefenend het gezag over hun minderjarige kinderen:
allen wonende te [plaats 1] , hierna: de minderjarigen.
1 De procedure
1.1. Het verzoekschrift met bijlagen is ingekomen ter griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team Civiel, locatie Bergen op Zoom op 2 juli 2024.
1.2. Bij brief van 10 juli 2024 met bijlagen, ingekomen op 11 juli 2024 is het verzoek nader toegelicht.
2 Het verzoek
2.1. Het verzoek strekt ertoe de machtiging van de kantonrechter te verkrijgen om namens de minderjarigen de nalatenschap van de heer [erflater] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 4] 1946, met laatste feitelijke woonplaats te Thailand, overleden op [datum] 2024 in Thailand (hierna: erflater) te verwerpen.
2.2. Verzoekers stellen dat verzoekster sub 1 een dochter van erflater is en als erfgenaam tot de nalatenschap van erflater is geroepen. Omdat verzoekster geen band had met erflater, heeft zij geen zicht op diens financiële situatie. Onderzoek hiernaar in een voor verzoekers onbekend land zal de nodige kosten met zich meebrengen omdat zij in dat geval genoodzaakt zullen zijn externe hulp in te schakelen. De broer en de Thaise partner van erflater werken niet mee met het verstrekken van informatie en verschaffen tegenstrijdige informatie over de financiële situatie van erflater. Wegens het ontbreken van een band tussen erflaatster en verzoekster sub 1, alsmede de onduidelijkheid met betrekking tot de omvang van de nalatenschap, wenst verzoekster sub 1 de nalatenschap te verwerpen. Omdat dit er toe zal leiden dat de minderjarigen bij plaatsvervulling in de nalatenschap van erflater zullen opkomen, willen verzoekers de nalatenschap ook namens de minderjarigen verwerpen, waarvoor zij de machtiging van de kantonrechter nodig hebben, aldus verzoekers.
3 De beoordeling
3.1. Omdat erflater zijn laatste woonplaats in Thailand had en de minderjarigen in Nederland wonen, dient eerst te worden beoordeeld of de kantonrechter rechtsmacht heeft en zo ja, aan de hand van welk recht het verzoek dient te worden beoordeeld.
3.2. Het verzoek tot machtiging voor het verwerpen van een nalatenschap namens een minderjarige moet niet worden aangemerkt als een maatregel inzake erfopvolging, maar als een maatregel betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Omdat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter
3.3. In artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996
3.4. De kantonrechter overweegt dat de nalatenschap in Thailand is opengevallen, zodat op de erfopvolging niet de Europese Erfrechtverordening
3.5. Gelet op de door verzoekers gegeven toelichting en onderbouwende stukken ziet de kantonrechter aanleiding de verzochte machtiging voorwaardelijk te verlenen, voor het geval dat verzoekster sub 1 tot de nalatenschap van erflater is geroepen en zij deze verwerpt, en de minderjarigen daardoor in haar plaats als erfgenamen in de nalatenschap van erflater zullen opkomen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verleent verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2], in hun hoedanigheid van ouders uitoefenend het gezag over hun minderjarige kinderen:
machtiging om de nalatenschap van**[erflater] ,** geboren te [plaats 2] op [geboortedag 4] 1946, met laatste feitelijke woonplaats te Thailand, en overleden op [datum] 2024 in Thailand namens de minderjarigen te verwerpen, indien en zodra de minderjarigen tot die nalatenschap worden geroepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
EU-verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).
Het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299).
Op grond van artikel 4:193 lid 1, eerste zin van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW).
De Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.